trtnsport wordt nauwkeurig bewaakt en
-egistreerd. De mogelijkheid is aanwezig
om met de pomp een groot aantal debieten te
pr >duceren, afhankelijk van het soort onder
zo ik. De onderdruk kan variëren van -1,5 tot
-7 5 m waterkolom, wat correspondeert met
ee pompdebiet van 7 m3/uur tot 10 m3/uur,
en een watertransportsnelheid van 2,5 tot 4
m/s.
Het opgepompte water wordt naar keuze, ook
weer isokinetisch, verder getransporteerd
na ir de ruimten waar het monster bewerkt,
neten of getrokken wordt, respectievelijk in
he C14-isotopenlaboratorium, het fysisch-
ch imisch lab en het geo-chemisch lab. Om
turende dit transport een stabiel drukniveau
te jaranderen, wordt een deel van het water
weer overboord gezet; een drukregelaar volgt
ee en ander nauwgezet, en stuurt waar nodig
bij
Va het totale debiet van 7 a 10 m3 per uur
wc dt echter maar een fractie gebruikt voor
be verking of opslag. Het grootste deel wordt
rruikt om een omgeving te creëren die het
eigenlijke monster zo min mogelijk verstoort
of erandert.
On. uit dit monsterwater ook nog al het
zw ivende materiaal te halen, is een supercen-
trif jge geïnstalleerd, die een scheidingscapa-
cite it heeft van 500 tot 1 600 liter water per
nu:bij 16 000 omwentelingen per minuut en
1,1 atmosfeer druk. Tijdens dit onderzoek, dat
on> eacht de verdere activiteiten van het
va; rtuig door kan gaan, wordt het gecentrifu-
gei, rde en heel zuiver gemaakte water
ter ggepompt naar buiten; en passant draagt
het onderzoeksvaartuig dus ook nog bij aan de
wa erzuivering. Het verzamelde slib of
zw< vend materiaal wordt verpakt en diepge-
Het chterdek met de meetvis
in zi container, de meetvis-
torp do en een slanghaspel
vroren of bewerkt. Al deze handelingen vinden
plaats in de pompkamer.
Volgen we de transportleiding verder, dan
komen we als eerste ruimte onderdeks het
C14-isotopenlaboratorium tegen. Dit laborato
rium is een exclusief onderdeel van het
vaartuig.
Hier bevindt zich een behandelruimte voor het
monsterwater, en een zogenaamde incubator
ruimte. Deze gehele ruimte is geïsoleerd ten
opzichte van het vaartuig: de gehele thermo-
ventilatie is een gescheiden deel van het
ventilatiesysteem van het schip. In de ruimte
heerst een constante onderdruk ten opzichte
van de omgeving, om eventuele radioactieve
besmetting van het schip te voorkomen. Valt
deze ventilatie uit, dan komt het gehele
ventilatiesysteem, dat ook nog vijf andere
systemen omvat, tot stilstand, en is het
vaartuig gedoemd de werkzaamheden op te
schorten tot dit belangrijke systeem is
gerepareerd.
De hier beschreven ruimte is brandvast
gemaakt voor maximaal één uur. De afvoer
van gebruikt monsterwater of spoelwater
wordt opgevangen in mobiele containers die
van niveau-alarmen zijn voorzien om te
voorkomen dat het werkwater overstroomt.
Na inspectie en controle van dat opvangwater
wordt beslist of het terug de natuur in kan,
dan wel verzonden moet worden naar Petten
voor verdere verwerking.
De naden in de wanden van de C14-ruimte
zijn alle voorzien van een siliconenafdichting,
om ook daar geen besmetting te creëren. De
vloer is van naadloze kunststof met een hoge
slipvastheid en een zeer hoge dichtheid.
Uiterste zorg is besteed aan de speciaal voor
dit vaartuig ontworpen incubator en de ruimte
waarin die staat.
De biologische micro-organismen in het
omringende water zijn gevoelig voor licht,
temperatuur en voedingsstoffen. Meting van
veranderingen hierin is een zeer langdurige en
bewerkelijke methode, die praktisch niet
uitvoerbaar is in de natuurlijke omgeving,
vanwege het mogelijke besmettingsgevaar
vanuit de verklikker die gebruikt wordt, en die
bestaat uit isotopen van Koolstof-14. Deze
isotopen zijn gedurende een beperkte tijd te
volgen met speciale meetapparatuur; de
micro-organismen consumeren die stof als
een soort voedsel. Door nu de omstandigheden
die in het omringende water gemeten worden,
na te bootsen in de zeer geavanceerde
broedstoof, de incubator, en het monsterwater
te voorzien van een dosis speciaal bewerkt
C-14, is het mogelijk om na een incubatietijd
van twee uur de populatievermeerdering te
413