1 abel 2. Reductie van de lengte te vervangen buizen.
V /arm gewalst niet gemonteerd gemonteerd
(m) (m)
Totale lengte 2300 1200
Korrelgrootte 8,5 1300 465
Korrelgrootte 6,8 529 135
aanwezig zijn. Deze defecten treden dan met
name op bij de lasteen (figuur 4). Kleine
d afecten, juist onder het oppervlak, zijn op
daze plaats moeilijk te detecteren.
Cnder invloed van de golfbelasting zal het
ir tiële defect in de loop van de tijd groeien.
U t tweedimensionale scheurgroeiberekenin-
g an is gebleken dat een initieel defect van 3
x 50 mm in een periode van 1 5 jaar uitgroeit
tct een defect van 4 x 50 mm. Dit defect is in
d brosse-breukberekening aangehouden als
tcelaatbare defectgrootte.
Da maximaal optredende spanning is de
s anning die optreedt als gevolg van de
e treme belasting, vermenigvuldigd met de
s anningsconcentratiefactor van het betreffen-
d i knooppunt. Hierbij moet dan de vloeispan-
n ng als restspanning in rekening worden
g ^bracht, en het geheel worden verhoogd met
da spanning ten gevolge van de locale
Iesgeometrie: de zogenaamde Maddoxfactor.
C a basis van het toelaatbare defect en de
rr aximaal optredende spanning kan voor ieder
k ooppunt de minimaal vereiste CTOD-waarde
worden berekend. In maart 1985 bestond nog
o voldoende inzicht in de benodigde gegevens.
D !arom werd besloten om de minimale
C OD-waarde te stellen op 0,35 mm, bij een
k rrelgrootte van 8,5. Als resultaat van de
uitgevoerde berekeningen en beproevingen
kon deze eis vervolgens worden verlaagd tot
een CTOD-waarde van 0,1 mm en een
bijbehorende korrelgrootte van 6,8. In de
gevallen waarin een korrelgrootte van 6,8
werd gemeten, werd uit de buis een luikje
van 20 x 20 cm gezaagd. Van dit
materiaal werd dan de CTOD-waarde gemeten,
en op basis daarvan werd de buis al dan niet
goedgekeurd. Door de verlaging van de
minimale CTOD-waarde van 0,35 mm naar
0,1 mm en het toepassen van luikjes kon de
reparatieomvanq aanzienlijk worden beperkt
(tabel 2).
De resultaten van de berekeningen en
beproevingen zijn voorgelegd aan een aantal
internationale deskundigen. Gegeven de grote
hoeveelheid onderzoekingen die waren
uitgevoerd, achtte dit panel het verantwoord
om geen materiaal te vervangen als de
CTOD-waarde groter was dan of gelijk aan 0,1
mm, of als de optredende spanning kleiner
was dan of gelijk aan 300 N/mm2, bij een
toelaatbare fout van 4 x 50 mm. Alleen als de
CTOD-waarde kleiner was dan 0,1 mm en de
optredende spanning groter dan 300 N/mm2
zouden er maatregelen moeten worden
getroffen. Als maatregel zou het voldoende