t yeedimensionaal model, in tegenstelling tot I 1PLIC, dat ééndimensionaal is. V oor de berekeningen van de waterbewegingen t j de bewuste sluitgaten zijn twee WAQUA- r odellen gemaakt, één voor het Krammer/ aak en één voor het Tholense Gat. C p de randen van de modellen, die op tamelijk g ote afstand van de sluitgaten zelf liggen, k innen debieten en waterstanden worden i gevoerd, die de waterbewegingen in het n odel aandrijven. Voordat WAQUA voor het gestelde doel g sschikt is verklaard, is het model in de z genaamde bewijsproef eerst uitvoerig v rgeleken met een fysisch model. In beide n odellen is een aantal bouwfasen van een z ndsluiting nagebootst, waarna de resultaten z rgvuldig zijn vergeleken. Figuur 5 geeft h arvan een voorbeeld. Beide modellen gaven kwalitatief dezelfde resultaten te zien, hetgeen de keuze voor het goedkopere en meer flexibele WAQUA-model ondersteunde. Opzet van het modelonderzoek Om te beginnen is per sluitgat met behulp van WAQUA voor een aantal alternatieve uitvoe ringsmethoden en verschillende bouwstadia daarbinnen gekeken naar de bijbehorende hydraulische eigenschappen. In figuur 7 zijn de alternatieven met bijbehorende bouwfasen weergegeven voor het Tholense Gat. Het resultaat van de WAQUA-berekeningen heeft, afgezien van de gedetailleerde informatie over de waterbeweging bij elke ingestelde sluitgatconfiguratie, tevens een maat opgele verd voor de afvoereigenschappen van het sluitgat. 467

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 25