e verdeling van het zoutgehalte in het C osterscheldebekken wordt vooral bepaald coor de werking van het getij. Op het Volkerak i daarnaast ook de omvang van de zoetwater- toevoer belangrijk (Bericht 106, november 1983). Het zoete water wordt voor het overgrote deel via de Volkeraksluizen en de r vier de Dintel op het Volkerak gebracht. De t evoer bij de Volkeraksluizen wordt vooral v?roorzaakt door zoutbestrijdingsmaatregelen ten behoeve van het noordelijke Deltabekken. Zt komt het dat het zoutgehalte in de Ooster- s ;helde niet overal gelijk is. Er is sprake van verschillen in het horizontale vlak (figuur 2) n aar ook, zoals op het Volkerak, in verticale ri ;hting (figuur 3). De verschillen over de verticaal zijn klein, omdat de getijwerking z rgt voor sterke menging in verticale zin. D ezelfde getijwerking zorgt er, naast de doorgaande afvoer, ook voor dat de horizontale verschillen in stand blijven. Door het gebruik van de stormvloedkering bij de sluitingen wordt de getijmenging sterk gereduceerd. Het relatief zoete water op het Volkerak kan zich dan wel snel over de Oosterschelde verspreiden. Het mechanisme dat hiervoor verantwoordelijk is noemt men wel gravitatie-circulatie: onder invloed van de zwaartekracht worden horizontale verschillen in dichtheid omgezet in verticale (figuur 4). Het zoetere, lichtere water bevindt zich tenslotte aan de oppervlakte. Dit verschijnsel is bedreigend voor bepaalde biologisch kwetsbare plaatsen, zoals de Krabbenkreek en de Kom van de Oosterschelde. Voor deze locaties wordt gemiddeld over het getij gestreefd naar een zoutgehalte van respectie velijk 13,5 en 1 5,5 kg/m3. Tijdens de sluitingen wordt als norm, dus als waarde die niet onderschreden mag worden, 1 2,5 en 13,5 kg/m3 aangehouden. De verspreiding van zoet water veroorzaakt ook gelaagdheid. Gelaagdheid beperkt de verticale uitwisseling van opgeloste stoffen zoals zuurstof. Aangezien in de diepere delen de zuurstofconsumptie doorgaat, kan gelaagd heid daar leiden tot zuurstofgebrek en sterfte. Om dat te voorkomen is als norm gesteld dat de verschillen in zoutgehalte per 5 m van de verticaal niet hoger mogen liggen dan 1 kg/m3. De gevolgen van de geschetste zoetwaterver spreiding maken het nemen van compenseren de maatregelen noodzakelijk. Voordat hiertoe wordt overgegaan moet echter eerst duidelijk heid verkregen worden over enkele vraagpun ten. Allereerst: zal de zout/zoet-problematiek zich inderdaad voordoen? Dat hangt af van de 'j; ;!l v- XJ ,rJ - mm'ii De hevel in de Grevelingen, een van de hulpmiddelen voor het oplossen van de zout/zoet-problematiek, in aanbouw (juni 1982) 471

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 29