r
ZOUTVERDEUNG
MET GETIJMENGING
OVERGANGSSITUATIE NA
WEGVALLEN GETIJMENGING
EINDBESTAND NA
WEGVALLEN GETIJMENGING
de zoetbelasting immers als gevolg van de
af oer van neerslag veel groter dan in de
zomermaanden. Daar staat tegenover dat de
gemiddelde getijverschillen voorafgaand aan
de sluiting van het Tholense Gat door de
af ouwwerkzaamheden aan de stormvloedke-
rirg kleiner zullen zijn dan in de periode
voorafgaand aan de Krammersluiting. De
ge tijmenging zal in de wintermaanden dus
gr oter zijn dan in de zomermaanden, hetgeen
de uitgangssituatie beïnvloedt. Toch wordt
ve wacht dat eventuele problemen zich vooral
zu len voordoen bij de Krammersluiting.
Bi de beantwoording van de vraag of de
zo Jt/zoet-problematiek zich wel zal voordoen,
is gebruik gemaakt van verschillende wiskun
de e en numerieke modellen voor de bereke-
ni: g van de water- en de zoutbeweging. De
m dellen varieerden van stationair ééndimen
sionaal tot niet-stationair tweedimensionaal-
verticaal. Niet-stationair wil zeggen dat er
gerekend kan worden met in de tijd variërende
randvoorwaarden. Dit is van belang om de
invloed van de manipulatie met de stormvloed
kering op het getij goed te kunnen weergeven.
Voor de zoetbelasting is gerekend met
gemiddelde en met extreem hoge waarden
zoals die in de praktijk zijn waargenomen,
gemiddeld over perioden van ongeveer een
maand.
De gemiddelde zoetwatertoevoer via de
Volkeraksluizen en via de Dintel bedraagt in
de maanden augustus tot en met oktober 35
m3/s. Deze hoge waarden worden vooral
veroorzaakt doordat bij de Volkeraksluizen ter
bestrijding van de zoutindringing op het
noordelijk Deltabekken 1 5 a 20 m3/s wordt
geloosd via het systeem van schutten met
lekkende ebdeuren.
Het resultaat van de uitgevoerde berekeningen
is weergegeven in tabel 1Daarin zijn voor de
locaties Krabbenkreek en Kom de getijgemid
delde chlorideconcentraties opgenomen van
de oppervlaktelaag en de getijgemiddelde
gelaagdheden - concentratieverschillen per 5
m diepte - voor de situatie vlak voorafgaand
aan en aan het einde van zowel sluiting van
het Tholense Gat als van het Krammer. Naast
de verwachtingswaarde is ook de marge
vermeld die als standaardafwijking mag
worden beschouwd.
Uit de tabel blijkt dat de concentratienormen
bij gemiddelde zoetwatertoevoer niet over
schreden worden, maar dat er een behoorlijke
kans bestaat dat de gelaagdheidsnorm aan
het eind van de sluitingen in de omgeving van
de Krabbenkreek overschreden wordt. Dat
geldt zowel voor de sluiting van het Tholense
Gat als voor die van het Krammer. De kans op
normoverschrijding is aanzienlijk groter als er
zich een situatie voordoet met veel hogere
afvoeren dan gemiddeld. Er bestaat dan
tevens een gerede kans dat de concentratie
norm aan het eind van de Krammersluiting in
de Kom overschreden wordt.
De conclusie moet dan ook zijn dat er zich
inderdaad zout/zoet-problemen kunnen
voordoen. Bij normale zoetwatertoevoer is de
kans dat de concentratienormen overschreden
zullen worden zeer klein.
Wel bestaat er een kans van enkele tientallen
procenten dat de gelaagdheidsnorm overschre
den wordt tussen Stavenisse en de Philipsdam.
Bij extreem hoge zoetlasten, waarop een kans
is van enkele procenten, zijn de kansen op
normoverschrijding redelijk groot (tabel 2).
De kansen op normoverschrijding zijn voldoen-
473