plaatselijk een donkere streep blauwe, slappe
klei.
i De ondergrond bestond ook hier uit een
lagenpakket van veen en slappe klei op
Pleistoceen zand. Voor de stabiliteit was de
slappe kleilaag bepalend. Daarom werd
speciaal aandacht besteed aan de schuifweer-
stand van deze laag. Aan de hand van de
resultaten van een 15-tal celproeven werden
de effectieve sterkteparameters van de klei
bepaald om de ongedraineerde schuifweer-
standen te berekenen. Het berekende verloop
van de ongedraineerde schuifsterkte in de
Heilaag bleek redelijk overeen te komen met
ce bepaling ervan volgens een bekende
empirische relatie tussen de verticale korrel
spanning en de ongedraineerde schuifsterkte.
V oor het vaststellen van de ongedraineerde
schuifmodulus van de klei werd onder meer
gebruik gemaakt van een bekende empirische
r ïlatie tussen de plasticiteitsindex, de onge
draineerde schuifsterkte en de ongedraineerde
s thuifmodulus, en van de resultaten uit
ti iaxiaalproeven en in situ-pressiometerproe-
v?n. De sterkte-eigenschappen van het veen
z jn bepaald aan de hand van celproeven. De
e genschappen van het zand werden geschat.
Ce met de methode van de cirkelvormige
g ijvlakken gevonden stabiliteitsfactoren
k verden niet het overtuigend bewijs dat de
ODgetreden instabiliteiten met deze methode
voorspeld hadden kunnen worden. Vooral
ondat de schematisering aan de veilige kant
was door verwaarlozing van de sterkte van de
zundpannekoek en de veenlaag, en omdat de
s erkteparameters, verkregen uit de celproe-
vun, in het algemeen aan de veilige kant zijn.
Deze analyse houdt echter geen rekening met
dt deformaties van de ondergrond en de
d laruit resulterende zakkingen.
E ;n indicatie voor het optreden van grote
d rformaties verkreeg men door niet alleen de
rt eest kritieke glijcirkel te beschouwen. Het
b eek dat een groot aantal cirkels een bijna
e- en geringe stabiliteitsfactor had als de
rreest kritische cirkel: in feite was een
b paalde zone in de ondergrond in zijn geheel
op de grens van bezwijken (figuur 5).
Gsbruik van de methode met karakteristieken
Ie dde tot hogere stabiliteitsfactoren dan
volgens de methode met cirkelvormige
g jvlakken. Gelet op het feit dat deformatie en
stabiliteit van slappe klei zeer sterk zijn
g correleerd, werd vervolgens gebruik
gemaakt van een eindige-elementenmethode
rret een elastoplastische spanning/rek-relatie.
D berekening werd uitgevoerd in twee
stappen. Eerst werden de spanningen berekend
tot N.A.P. Daarna werden de spanningen
beschouwd die optraden door de ophoging
boven N.A.P. Volgens de berekeningen
ontwikkelde zich in de relatief stijve pannekoek
snel een plastische zone. Daarna vertoonde de
dieper gelegen klei steeds meer plastisch
gedrag en tenslotte werd de sterke veenlaag
eveneens plastisch.
De berekeningsresultaten gaven een abrupte
zakking aan bij een effectieve hoogte van 2,3
m. Deze plotselinge zakking werd in het
terrein waargenomen bij een niveau van
N.A.P. +2 m; de stijfheid van de veen- en de
kleilaag was kennelijk enigszins overschat.
Terugrekenen van de glijdingsmodulus gaf,
gezien de realistische plasticiteitsindex van de
klei, een realistische waarde bij N.A.P. 2,1
m.
De figuren 6A, 6D en 6E geven de uiteindelijke
bezwijksituatie weer kort na het bereiken van
de maximale hoogte van het stort. De plastische
zone is volledig ontwikkeld. De grootte en de
richting van de verplaatsingen zijn een
aanwijzing voor het optreden van een bijna
cirkelvormig glijvlak. Het verschil met de
analyse van de cirkelvormige glijvlakken is
echter, dat er nu wel rekening wordt gehouden
met de deformaties, en dat het bezwijken kan
worden aangetoond bij een lagere belasting.
Aan de uitgevoerde onderzoeken kunnen
enkele conclusies worden verbonden over de
keuze van de uitvoeringsmethode en over de
te gebruiken methode van onderzoek naar de
grondmechanische stabiliteit tijdens de
uitvoering.
Een ontwerp met steunbermen is in de
gegeven situatie verreweg te prefereren
boven een ontwerp waarbij de ontwerpbelas-
ting in de uitvoering reeds wordt aangebracht
middels een tijdelijke extra belasting op het te
maken profiel. Naast bezwaren voor de
uitvoering doordat er herhaaldelijk instabilitei
ten optreden, geldt als belangrijkste bezwaar
dat het niet mogelijk blijkt de zetting van de
dam te voorspellen, omdat de opbouw van de
ondergrond is verstoord.
Voor gebieden waar sprake is van slappe
kleilagen, is een kritische beschouwing van de
cirkelvormige glijvlakberekeningen nodig. In
dit soort situaties speelt naast de sterkte de
vervorming van de ondergrond een belangrijke
rol.
De eindige-elementenmethode volgens een
elastoplastisch model houdt rekening met
zowel de sterkte als de vervorming. De
ervaringen bij de westelijke Markiezaatskade
geven aan dat op deze manier betrouwbare
resultaten worden verkregen om de grondme
chanische stabiliteit tijdens de uitvoering te
beoordelen.
481