lijven. De aanpassing werd uitgevoerd door de P.Z.E.M. Grondwerken 1 Ce leidingenzinkers waarvan hierboven sprake v\as moesten natuurlijk meteen hun definitieve a metingen en ligging krijgen. Ter plaatse van d twee leidingenzinkers werd het kanaal dan o k al voortijdig verbreed en verdiept, voorafgaand aan de doorgaande verbeterings- werken. D zuidelijk leidingenzinker bleek het kanaal te ki lisen op de plaats van de deurenbergplaats voor de sluisdeuren van de bestaande M dden- en Westsluizen van Hansweert en W emeldinge. Het was echter van groter b ang de leidingenzinker aan te brengen dan het nog enige jaren kunnen handhaven van deze deurenbergplaats. Om in de resterende periode in een deurenbergplaats te kunnen voorzien werden de eerste 210 m van de n uw te bouwen loswal Hansweert al aange- le id. Dit gedeelte van de loswal - in de w ndeling Kaai 85 genoemd - is qua hoogte- ligging en aanlegdiepte afgestemd op het in d toekomst op het kanaal te verwachten g tij. Na de ingebruikneming van deze nieuwe Ic wal kon de oorspronkelijke loswal Schore ir iericht worden tot deurenbergplaats, en de o de loswal Vlake buiten gebruik gesteld. D ze twee loswallen waren overigens al e der onderwerp van discussie geweest. De tc gang van de langs het kanaal gelegen w gen naar deze loswallen werd gevormd dc or met roldeuren afsluitbare openingen in di kanaaldijken. De deugdelijkheid van deze coupures in de tweede waterkering achter de or betrouwbare sluizen Hansweert gaf gerede aanleiding tot twijfel. Om deze twijfel weg te nemen werd de coupure naar de loswal S' bore vervangen door een nieuwe toegangs- w g over de dijk, en werd de coupuredeur in de toegang naar de loswal Vlake definitief gesloten. D zinkersleuven voor de leidingenzinkers w rden in het verbrede en verdiepte kanaalge deelte uitgebaggerd, en naderhand weer aangevuld. Het diepste punt ervan lag vanwege de minimaal toelaatbare kromte- st aal in de leidingen, nog eens 8 m lager dan de nieuwe kanaalbodem op N.A.P. - 7,50 m. U ingewonnen grondmechanisch advies in ake de stabilisering van de nieuw te bc uwen kanaaldijken bleek dat het grond- lic laam van de nieuwe oostelijke kanaaldijk m nimaal 2 jaar nodig zou hebben voor zetting er klink. Vandaar dat de ophoging van deze di k al werd opgenomen in het eerste bestek. De eisen voor de stabilisering van de dijken waren ter plaatse van de leidingenzinkers nog hoger, en dienden vóór de aanleg van de leidingenzinkers geëffectueerd te zijn. Dit werd merendeels bereikt door het aanbrengen van voorbelastingen, en waar dit door de aanwezigheid van de kanaalweg niet mogelijk was door grondverbetering. De aanleg van de nieuwe kanaaldijk kon niet aaneengesloten verlopen: op een aantal plaatsen lagen nog de oorspronkelijke transportleidingen voor gas, water en industrie. Het opspuiten van de stukken nieuwe dijk was lastig, te meer daar de maximale hoogte van de spuitlagen beperkt was tot 2 m. Pas na het in gebruik nemen van de nieuwe leidingen konden de oude worden opgeruimd en de resterende gedeelten kanaaldijk aangelegd. Bij de grondwerken - bodemspecie weghalen uit het kanaalprofiel en bodemspecie aanvoe ren voor de aanleg van de kanaaldijken - is zoveel mogelijk werk met werk gemaakt. Bodemspecie die vrijkwam uit de ontgravingen werd waar mogelijk onmiddellijk gebruikt voor de ophogingen. Aan dit streven werden beperkingen opgelegd door de fasering van de werkonderdelen en door de bruikbaarheid van de bodemspecie, volgens de grondmecha- nische adviezen. Ruim 800 000 m3 specie was in totaal niet bruikbaar. De berging van deze specie heeft vanaf het begin de aandacht gehad. Na overleg met de beheerders van de Westerschel- de en de Westerscheldedijken, en rekening houdend met morfologische adviezen, werd in het bestek gekozen voor specieberging in de Schaar van Waarde en de Zimmermangeul. Er diende geloosd te worden op twee plaatsen de ene plek tijdens de ebstroom, de andere tijdens de vloedstroom. Op voorstel van de aannemer en met instemming van de Wester- scheldebeheerders werd als alternatieve stortplaats de Kapellebank aangewezen. De afstand tussen de specie-ontgraving en de specie-bergplaats was dan korter en derhalve goedkoper. De voorwaarde dat slechts bij ebstroom specie geloosd mocht worden, wat een verlaging betekende van het baggertempo, werd aanvaard Bij de Kapellebank lag, evenals in de Schaar van Waarde en de Zimmermangeul, een plaatselijke diepe geul in de Westerschelde, die een bedreiging kon vormen voor de vooroever van de Westerscheldedijk. Door deze geul te verondiepen met de onbruikbare specie van de kanaalwerken kon ter plaatse de aanleg van een oeverbescherming worden uitgesteld. Uiteraard was onderzocht of de bodemspecie geen chemische verontreinigin- 489

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 47