4
1 PLANKTONISCHE ALGEN
2 BODEMALGEN
3 DOOD ORGANISCH MATERIAAL
4 DIERLIJK PLANKTON
5 MOSSELEN
6 KOKKELS EN ZAKPIJPEN
7 WADPIEREN
8 SLAKKEN
INTERNE FLUX VAN 200 ton
UITGAANDE FLUX VAN 5 ton
snelheden nemen af, evenals de uitwisseling
met de Noordzee; ook de belastingssituatie
met nutriënten wijzigt zich. Naar deze effecten
loopt een aquatisch ecologisch onderzoek in
de Oosterschelde, het project BALANS
(Bericht 95, februari 1981Dit project richt
zich vooral op schatting van de gevolgen voor
de basis van de voedselketen. Daarvoor is niet
alleen kennis nodig van de structuur - hoeveel
van wat zit waar? - maar vooral van het
functioneren van het systeem. Het project
verkeert nu in de eindfase.
Er zijn vier belangrijke soorten processen.
Allereerst de primaire produktie: planktonische
algen, bodemalgen en hogere waterplanten
maken organische stof onder invloed van
zonlicht en met behulp van bouwstoffen. Ten
tweede de consumptie: het eten en gegeten
worden in een ecosysteem; van het plantaardig
plankton leven bijvoorbeeld direct zowel
microscopisch kleine diertjes als mosselen.
Ten derde de mineralisatie: bacteriën breken
gestorven organismen weer af tot bouwstoffen.
Tenslotte gaat het om transport van materiaal
de Oosterschelde in of uit.
In het project wordt deze kennis vergaard en
kwantitatief geïntegreerd in een simulatiemo
del. Dit heeft tot doel de toekomstige primaire
produktie te berekenen en het voor consumptie
beschikbare deel te schatten. Het laatste
bepaalt grofweg de draagkracht van het
systeem voor wilde en gecultiveerde schelp
dieren in de Oosterschelde.
De eerste fase van het modelonderzoek is al
afgerond. Men heeft in die fase een optimale
schatting gemaakt van de omvang en samen
hang van de jaargemiddelde stofstromen van
het ecologisch systeem van de Oosterschelde,
op basis van actuele kennis. Dit gebeurde om
494
twee redenen. Ten eerste om tegenstrijdighe
den en leemten op te sporen, zodat die nog
binnen het project zouden kunnen worden
aangepakt. Ten tweede geldt een dergelijk
jaargemiddeldenmodel als een middel om hel
relatieve belang van biomassa's en stofstrome i
te schatten, zodat ten behoeve van het
simulatiemodel een gerichte schematisering
mogelijk wordt.
Ten behoeve van het jaargemiddeldenmodel
zijn in de Oosterschelde 22 zogenaamde
ecogroepen onderscheiden. Voor elk van die
ecogroepen is een voedselbudget opgesteld.
Nr. Ecogroep
1 planktonische algen
2 bodemalgen
3 dood organisch materiaal
4 dierlijk plankton
5 mosselen
6 kokkels
7 zakpijpen
8 wadpieren e.d. (intergetijde-gebied)
9 idem (diepere delen)
10 garnalen, zeesterren en krabben (inter
getijde-gebied)
11 idem (diepere delen)
12 prederende wormen (intergetijde-gebiec)
13 idem (diepere delen)
14 slakken e.d. (intergetijde-gebied)
15 idem (diepere delen)
16 plankton-etende vis
17 vissen die bodemorganismen eten
(intergetijde-gebied)
18 idem (diepere delen)
1 9 vis-etende vis
20 vis-etende vogels
21 planten-etende vogels
22 vogels die bodemorganismen eten