De 'Taklift 4' afgemeerd tegen de 'Macoma' met het pijlerhefschip 'Ostrea' maatgevend geweest. Dit gold zowel voor de hoofdafme tingen als ten aanzien van de op te nemen lierkrachten. De Taklift 4' heeft zich voor wat betreft de koppelconstructie aangepast aan de 'Macoma'. De aanpassingen aan de 'Macoma' voor het plaatsen van dorpelbalken hadden voornamelijk betrekking op de ladder. In eerste instantie konden de zuigmonden worden verwijderd en het baggersysteem buiten bedrijf gesteld, dat geïnstalleerd was voor het opschonen van de funderingsmatten. De ladder werd vervolgens omgebouwd tot draadpaal, die ging dienen als aflooppunt voor de boegdraden van de 'Macoma'. Ter elfder ure bleek er te weinig aandacht te zijn besteed aan de beperkte ruimte tussen de geladen 'Taklift 4' en de incidenteel te hoog liggende bodem waarin de ladder zich moest bewegen. Dit noopte tot afslanking van de laddercon structie. Voor het verankeren van de 'Taklift 4' in het bouwdok en in de sluitgaten zijn de ankerbe- handelingsvaartuigen 'Arca', 'Zeepok', 'Joker' en 'Coby' gebruikt. Ten behoeve van het transport van de 'Taklift 4' en ter assistentie van de ankerbehandeling zijn verschillende sleepboten ingezet, met een gezamenlijk vermogen van 12 000 pk. De ankerbehandeling in bouwdok 4 werd verzorgd door werkvletten, die tevens het personentransport verzorgden van en naar de Taklift 4' en de 'Macoma'. Hijsframe en dorpelbalk Het hijsframe was aanvankelijk niet meer dan een stalen bint, vastgebout op de dorpelbalk. Van de 'Ostrea' werd het idee overgenomen de verbinding tussen balk en frame uit te voeren met door hydraulische cilinders bewogen klauwen. De belangrijkste pluspunten daarvan waren de bedrijfszekerheid en de snelheid van werken. Aan de Oosterschelde-zijde van de balk was de ruimte tussen de balk in hoge positie en de achterspiegel van de Taklift 4' te krap om beweegbare klauwen kwijt te kunnen. Daarom werd er een vaste klauw geconstru eerd, en werd voorzien in een hydraulisch systeem om het frame ten opzichte van de balk in dwarsrichting te verschuiven. Gezien de kleine spelingen tijdens het invaren werd al spoedig de noodzaak onderkend van een afsteuning van het frame op de pijlers, in de langsrichting van de balk. De geleiding van de balk in dwarsrichting door middel van een omarming van de oostelijke penant van de schuifsponning, werd pas in een veel later stadium geconcipieerd, toen beschouwingen 451

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 9