6
Fig. 6. Mechanisch bewe
gingswerk van de jachtensluis
geplaatst, excentrisch. Voordat de schuif
omhoog kan worden de krukken verdraaid en
de schuif in afgedrukte positie gebracht. Aan
het einde van deze beweging vindt de
koppelstang een aanslag in de schuif, die de
schuif mee neemt. De schuiven worden
bewogen door een mechanisch bewegingswerk
met heugels en een regelbare aandrijving.
Bij de keuze van de schuifsnelheid moet aan
twee criteria worden voldaan: er mag geen
luchtaanzuiging plaatsvinden in de riolen, en
de debietafbouw moet kleiner zijn dan 1,5
m3/sec2. In verband met deze criteria zijn de
maximale schuifsnelheden bij grote vervallen
waarbij het schutbedrijf normaal doorgang
vindt, erg klein: 0,02 m/s voor het openen en
0,002 m/s voor het sluiten. Onder normale
omstandigheden bedragen de schuifsnelheden
0,06 m/s. Mede door de variabele schuifsnel
heid kan het uitwisselingsproces van zout en
zoet water optimaal worden gerealiseerd.
Bij de schuiven van het uitlaatwerk van het
gemaal Slaak en het hoge bekken is geen
regelbare aandrijving toegepast, zij hebben
slechts een open/dichtfunctie.
Voor de hydraulische procesanalyse en het
regelen van de debieten is informatie nodig
over een aantal randvoorwaarden die bepalend
zijn voor het hydraulische procesverloop. Het
gaat om gemeten waarden van de absolute
waterstand en waterstandsverschillen en
dichtheden.
De waterstanden in de kolk, op de bekkens,
het Zoommeer en het Zijpe worden gemeten
met bosselbuizen - een techniek die gebaseerd
is op hydrostatische drukmeting -, soms in
combinatie met zoutmeters.
Voor de uitvoering en bijsturing van een
debietprogramma via de teruggekoppelde
regeling zijn naast de gegevens over schuif-
standen en snelheden ook gegevens nodig
over het debiet, dat dan teruggekoppeld
wordt ter vergelijking met het gewenste
debiet.
Voor debietmeting worden akoestische
debietmeters toegepast, die de gemiddelde
snelheid van het water dat de meetllijnen
passeert bepalen door het uitzenden en
ontvangen van geluidsgolven (figuur 5).
Jachtensluizen
Tussen het zout/zoet-scheidingssysteem bij
de duwvaartsluizen en dat bij de jachtsluizen
bestaan geen grote verschillen. Wat wel
verschilt is de uitvoering.
Zo vinden de waterverplaatsingen in het
laatste geval niet plaats via bekkens, maar via
een pomp die met riolen direct op de sluis is
aangesloten. Dezelfde riolen worden met een
extra omlooptak ook gebruikt als er onder vrij
verval gewerkt kan worden.
De wandschuiven hebben dezelfde functie en
constructie als die bij de duwvaartsluizen, mei
dien verstande dat het zoete water slechts
wordt ingelaten in één kolkwand. Ook de
rioolschuiven hebben dezelfde constructie als
bij de duwvaartsluizen.
Gezien de geringe kolkbreedte van 9 m en de
eis dat de deuren een goede afdichting
moeten hebben en ook een negatief verval
moeten kunnen keren, is gekozen voor een
enkele draaideur met vergrendeling. Deze
deuren worden bewogen door een mechanise
bewegingswerk.
566