Vegetatieverandering op de
Ventjagersplaat
en gevolge van de afsluiting van het
laringvliet op 2 november 1970 veranderde
et achterliggende brakke getijdebekken in
en zoetwaterbekken met een aanzienlijk
ereduceerd getij. Wat resteert van het getij
het gevolg van de open verbinding tussen
et Haringvliet en de zee via het Spui en de
ortse Kil; het getijverschil bedraagt
entengevolge nog 30 cm.
N ast dit zeer geringe getijverschil treden er
o k nog steeds grote, maar meer onregelma-
ti e schommelingen op in de waterstand, als
g volg van fluctuaties in de rivierafvoer, het
s uischema van de Haringvlietsluizen en
w terstandsverhogingen ten gevolge van
s irm op de Noordzee. Alleen bij laagwater op
z 3 kan er immers oppervlaktewater geloosd
v\ >rden; tijdens hoge zeestanden blijven de
H ringvlietsluizen gesloten, en wordt het
w ter opgestuwd. De mate van opstuwing
v. rdt voornamelijk bepaald door de rivieraf-
v er (figuur 3). In tegenstelling tot bij voorbeeld
d Oosterschelde is het beheer van het
H ringvliet geen doel op zich zelf, maar eerder
e n middel ten behoeve van het waterhuis-
h udkundig beheer in groter verband. Met de
H ringvlietsluizen als kraan reguleert men de
w terstanden in het benedenrivierengebied,
e bestrijdt men het opdringende zout op de
N suwe Waterweg en het Haringvliet.
H t zoutgehalte op het Haringvliet ligt in het
a emeen beneden de 300 mg Cf/I, maar in
d )ge jaren, zoals bij voorbeeld 1976, kan het
c oridegehalte stijgen tot ongeveer 500 mg
C /I.
A s gevolg van de grote veranderingen in de
v iterhuishouding veranderen ook de vegeta-
t is op de oevers die onder de invloed van het
n eerpeil stonden. Om de verandering in de
0 ;vervegetatie te kunnen volgen is vanaf
1 573 tot en met 1985 door de hoofdafdeling
f ilieu en Inrichting van de Deltadienst
c iderzoek verricht op de Ventjagersplaat, een
pwas gelegen op de overgang van het
ollands Diep en het Haringvliet naar het
olkerak, ten noorden van de Hellegatsdam.
it vegetatieonderzoek had tot doel vast te
ellen hoe vegetaties zich na een dergelijke
grote verandering van nature aanpassen, dat
wil zeggen zonder invloed van menselijk
beheer. Het onderzoek was met name van
belang voor de inrichtings- en beheersproble-
matiek van het destijds voorgenomen zoete
Zeeuwse Meer, dat zou ontstaan na afdamming
van de Oosterschelde.
Het vegetatieonderzoek dat we hier beschrijven
werd verricht met behulp van zogenaamde
permanente kwadraten. Een permanent
kwadraat is een vast oppervlak van één tot
enkele vierkante meters, afhankelijk van het
soort vegetatie; in dit geval mat elk permanent
kwadraat 5 x 5 m.
Op de hoekpunten van zo'n permanent
kwadraat worden palen in de grond geslagen,
zodat ieder jaar hetzelfde stukje weer kan
worden teruggevonden en beschreven; daarbij
wordt genoteerd welke plantensoorten er
voorkomen en in welke mate - dit laatste
noemen we het bedekkingspercentage.
Daarnaast kunnen afhankelijk van het soort
onderzoek nog andere gegevens worden
verzameld, bijvoorbeeld over de bodem, de
hoogte, de fenologische toestand van het
gewas - bloeiend, zaaddragend, vegetatief -
en de wijze van beheer, bij voorbeeld beweiding
en dergelijke meer. Met zulke gegevens,
verkregen over een reeks van jaren, kunnen
richtingen in de vegetatieontwikkeling worden
vastgesteld Met behulp van periodieke
vegetatiekarteringen kunnen puntmetingen in
een ruimtelijk verband worden geplaatst, en
kunnen lokale veranderingen in permanente
kwadraten vertaald worden in trends voor het
gehele gebied.
In 1971dus vlak na de afsluiting en nog
voordat dit onderzoek van start ging, werd
door het Delta-lnstitiuut voor Hydrobiologisch
581