aantal oudere schollen is af te leiden dat per
jaar ongeveer een derde van de schollen
stierf. Met name in de eerste jaren na de
afsluiting is er door sportvissers veel schol
gevangen; schattingen over de periode
1 972-1978 komen uit op ongeveer 7,5
miljoen stuks, hetgeen neerkomt op een
sterfte ten gevolge van beroeps- en sportvisserij
van 23% per jaar. Voor de natuurlijke sterfte
blijft er dan nog 10% over, een waarde die
elders ook is gevonden. De beroepsvissers
mochten en mogen uitsluitend op paling
vissen; van de bijvangst mogen alleen een
paar visjes voor eigen gebruik worden
meegenomen. In 1978 waren er nog slechts
1 miljoen schollen in het meer over.
Doordat de Brouwerssluis in 1 979 het gehele
jaar open stond kon de scholstand zich weer
enigszins herstellen. Hun aantal werd eind
1979 geschat op 2 miljoen stuks, waarvan
globaal 75% als larve in het voorjaar moet zijn
binnengekomen. Omdat de capaciteit van de
sluis betrekkelijk gering is, zijn de aantallen in
1979 veel lagerdanin1971.De populatie
heeft zich niet verder kunnen opbouwen, of
zelfs maar stabiliseren, omdat de sluis de
volgende jaren meestal al rond 1 maart werd
gesloten. Het aantal schollen bedraagt de
laatste jaren dan ook niet veel meer dan een
half miljoen stuks. Dit is te weinig om interes
sant te zijn voor de sportvisserij.
Van de andere platvissoorten is veel minder
bekend. We weten wel dat tong vrijwel direct
na de afsluiting was verdwenen. Al in de
eerste winter trad er grote sterfte op onder de
ingesloten tongen. Tong sterft bij een water
temperatuur lager dan 3 a 4°C, een waarde
die daar vrijwel elke winter bereikt wordt.
De bot heeft vermoedelijk op dezelfde wijze
op de afsluiting gereageerd als de schol. Het
aantal ingesloten botten moet echter veel
kleiner zijn geweest, aangezien sportvissers
gedurende de jaren 1972-1978 slechts 1,5
miljoen botten hebben gevangen. In 1979
heeft ook deze populatie een verjonging
ondergaan. Maar omdat de botlarven over he
algemeen nog later naar binnen trekken dan
de schollarven, daalde het aantal botten weer
snel, van 0,6 miljoen in 1980 tot 0,1 miljoen
in 1982.
Tijdens proefvisserijen werden regelmatig
enkele grieten en tarbotten van rond de 30 a
45 cm gevangen. Zulke vissen zijn viseters, en
worden zelden in de estuaria aangetroffen.
In tegenstelling tot de meeste platvissoorten
verblijft de schar met name 's winters in het
kustgebied, waar hij zich vooral aan garnalen
te goed doet. Voor de oudere dieren is het
Weervisserij