abel T. Oppervlak (ha) en biomassa (ton drooggewicht) van de macrofyten in de Oosterscheide
i 1984 (exclusief Keeten, Mastgat en Krabbenkreek)
Oppervlak Biomassa
eegrassen
881
466
llaaswier
345
164
üroenwier
6107
1418
eesla
73
30
emengde vegetatie
1237
336
otaal
8643
2414
v/elke kleurhoeveelheid. Voor dit laatste doel
stelt men een zogenaamde ijklijn op, waarin
eze relatie wordt weergegeven. Met behulp
an enerzijds de relatie tussen kleurtypes en
soort en anderzijds de ijklijn is het nu mogelijk
om ook voor gebieden waarvoor geen
veldgegevens beschikbaar zijn, te bepalen
welke soorten er voorkomen en hoeveel van
elke soort. Op deze wijze kan met relatief
weinig arbeidsintensief veldwerk worden
volstaan.
Door bij de verzameling van de veldgegevens
niet alleen de macrofyten te onderzoeken,
maar ook aspecten als hoogte, bodemsamen
stelling en morfologie, is het vervolgens ook
nog mogelijk om relaties vast te stellen tussen
het voorkomen van de macrofyten en deze
abiotische aspecten.
Resultaten
F g. 1Ijklijn voor de relatie
ti ssen de densiteit en de
b omassa van macrofyten
F g. 2. Vegetatiekaart
Het beschreven onderzoek is uitgemond in
een aantal kaarten van de Oosterscheide
waarop is aangegeven waar welke soorten
wieren en zeegrassen voorkomen en in welke
hoeveelheden. Figuur 2 geeft een globale
vegetatiekaart van de Zandkreek; ter illustratie
is in figuur 3 tevens een globale geomorfolo-
gische kaart weergegeven.
Zonder en détail in te gaan op de relaties
OOSTERSCHELDE
BLAASWIER
ZEEGRAS (GROOT EN KLEIN)
II I I I I II ZEESLA
I GROENWIER
SCHOR
1 KAAL
597