F g. 3. Globale geomorfologi- s he kaart F g. 4. Relatie tussen de b idekking met macrofyten en d hoogteligging 1.00 0.80 0.60 0.40 O 0.20 E 0 0.20 I— 0.40 O O 0.60 0 1 0.80 1.00 20 40 60 80 100 BEDEKKING MACROFYTEN IN 4 v >or, en ook tot ruim boven N A.P., omdat de s eenglooiing in principe betere groeimogelijk- h ;den biedt en zich tot boven hoogwater u tstrekt. Zeesla komt alleen in de Zandkreek ir grotere hoeveelheden voor. Een probleem b j deze soort is dat de aangetroffen exemplaren v ak bestaan uit losgeslagen bladeren van e ders groeiende planten. Over de hele Costerschelde gezien is de soort van geringe b ttekenis. Da stormvloedkering veroorzaakt onder a idere een vermindering van de gemiddelde s roomsnelheid boven de slikken en platen, z dat er meer organisch materiaal en slib zal k nnen sedimenteren. Dit kan er toe leiden d it de macrofyten zich in de toekomst kunnen gaan vestigen op plaatsen waar de dynamiek nu nog te groot is. Bovendien zal de helderheid van het water toenemen, zodat de planten wellicht ook lager in de getijdezone kunnen gaan groeien. Deze groeibevorderende aspecten kunnen weer voor een deel teniet gedaan worden door toenemende golfslag boven de intergetijdegebieden. Tezamen genomen lijkt het echter goed mogelijk dat de macrofytenvegetatie in de Oosterschelde zich in de toekomst in meer of mindere mate zal kunnen uitbreiden. Door de fotokarteringen in de toekomst te herhalen zal het mogelijk zijn om deze ontwikkeling te volgen. 599

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 53