Waterstaat met het verzoek advies uit te
brengen.
Stormgebruik
Uit de studies die ten behoeve van de nota
zijn uitgevoerd is gebleken dat zich bij het
beheer van de kering bij stormvloedsituaties
keuzemogelijkheden voordoen, onder andere
met betrekking tot de hoogte van de waterstand
waarbij tot sluiten wordt overgegaan; het
aantal keren dat de kering moet worden
gesloten, is afhankelijk van die waterstand.
Verder kunnen, indien tot sluiten is besloten,
verschillende peilen op de Oosterschelde
worden ingesteld. Bij een langdurige storm
wordt de kering, als de waterstanden het
toelaten, tussentijds geopend. De keuzemoge
lijkheden leiden tot een aantal verschillende
beheersstrategieën voor de inzet van de
kering in stormvloedsituaties.
Nieuwe of versterkte waterkeringen moeten
voldoen aan de door de Deltacommissie
opgestelde eisen. De Deltacommissie heeft
aanbevolen dat waterkeringen in Zuidwest-Ne
derland ontworpen dienen te worden op een
ontwerpwaterstand met een overschrijdings
frequentie van 2,5 x 1CH per jaar. Onder
deze ontwerpomstandigheden dient nog een
zekere veiligheid aanwezig te zijn. De geaccep
teerde faalkans dient, zo heeft de Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen
aangegeven, tenminste een factor tien kleiner
te zijn dan de eerder vermelde overschrijdings
frequentie, dus kleiner dan 2,5 x 10 6. Ook bij
het beheer van de stormvloedkering wordt
uitgegaan van dit criterium.
De veiligheid van het Oosterscheldegebied
wordt bepaald door een stelsel van elkaar
beïnvloedende factoren. Daar zijn ten eerste
de natuurlijke randvoorwaarden op de
Noordzee, zoals bijvoorbeeld getij, windkracht
en -richting. Verder speelt de kwaliteit van de
waterkeringen rondom de Oosterschelde een
rol. Die wordt bepaald door de kruinhoogte,
de kwaliteit van de glooiingen, de taluds, en
de grasmat. Een volgende factor zijn de
technische eigenschappen van de stormvloed
kering en daarnaast het beheer van de
stormvloedkering: het moment en de wijze
van sluiten. Bepalend voor de veiligheid zijn
tenslotte ook de hydro-meteo-randvoorwaar-
den op het bekken, zoals waterstanden,
golfhoogten, stroomsnelheden en windsterk
ten.
Voor elk onderdeel van het beveiligingssysteem
is de kans berekend op het optreden van een
bepaalde waterstand in combinatie met een
bepaalde golfaanval, en de kans dat dat
552
onderdeel als gevolg van deze omstandigheden
bezwijkt. De combinatie van deze twee kansen
levert de overstromingskans op van een
bepaald deel van Zeeland. De totale overstro
mingskans mag dan niet groter zijn dan het
veiligheidscriterium van 2,5 x 10 5 per jaar.
De kering kan in beginsel worden gesloten
wanneer een bepaalde gemeten waterstand,
het alarmpeil, overschreden wordt, of als
verwacht wordt dat een bepaalde andere
waterstand, het sluitpeil, overschreden zal
worden.
Bij sluiting op basis van voorspellingen
kunnen, omdat de voorspellingen in het
algemeen meer dan 12 uur voor de vloed
beschikbaar zijn, op de Oosterschelde in
beginsel nog verschillende, min of meer vaste
peilen worden ingesteld. Deze strategie wordt
'sluiten op binnenpeil' genoemd. Door lek in
de kering loopt dit peil langzaam op. De
grootte van het lek in de kering zal later
minder worden door aangroei van organismen
aan de drempelconstructie.
Bij een meertopsstormvloed is het ook
mogelijk de stormvloedkering na het eerste er
het tweede hoogwater te openen en voor het
volgende hoogwater weer te sluiten, zodat
een nieuw binnenpeil wordt gerealiseerd.
Deze gebruikswijze wordt de 'wisselstrategie'
genoemd.
De kering kan op basis van een voorspelde
waterstand in beginsel ook gedeeltelijk
worden gesloten. Het moment waarop met de
sluiting wordt begonnen en de grootte van de
resterende opening bepalen dan het verloop
van de binnenwaterstand. Dat is de 'reductor-
strategie'. Gezien vanuit de constructie van de:
kering en vanuit beheerstechnisch oogpunt
zijn aan deze strategie echter aanzienlijke
bezwaren verbonden, waardoor de kans op
fouten in de bediening en in het besturings
systeem toeneemt. De voordelen ten opzichte
van de wisselstrategie bleken bovendien
marginaal. Op grond hiervan is de 'reductor-
strategie' voor stormsituaties niet verder in de
beschouwingen betrokken. Voor het nevenge
bruik van de stormvloedkering kan deze
strategie in beginsel wel worden gehanteerd.
De keuzemogelijkheden voor sluit- en alarm
peilen worden aan de bovenzijde begrensd
door de vanuit veiligheidsoogpunt maximaal
toelaatbare waterstand op de Oosterschelde
tijdens stormvloeden. Uit berekeningen is
gebleken dat een sluitingsoperatie in ieder
geval niet later mag worden ingezet dan bij
een waterstand van N.A.P. 3,50 m. Als
bovengrens voor het alarmpeil wordt dan ook
van die waterstand uitgegaan.
In verband met de onnauwkeurigheid in de