it verband dient te worden gesteld dat de
luitingsfrequenties bij de verschillende
euzemogelijkheden voor de sluitpeilen niet
iiden tot omvangrijke nadelige effecten op
tilieu en visserij- Wel verdient, vanuit deze
jncties gezien, een zo gering mogelijk aantal
luitingen de voorkeur.
1et betrekking tot het al dan niet variabele
innenpeil is uit de analyse naar voren
ekomen, dat de verschillende binnenpeilen
iteenlopende voor- en nadelen hebben voor
e verschillende aspecten van milieu en
isserij. Voorkeur voor een bepaald binnenpeil
3 dan ook afhankelijk van het gewicht dat aan
ie afzonderlijke aspecten wordt toegekend,
'e afweging van voor- en nadelen wordt
oorts nog bemoeilijkt doordat de waterstand
p de Oosterschelde bij gesloten kering ook
i og kan variëren door op- en afwaaiing, en
oor lek door de drempelconstructie van de
I ering.
I evendoeleinden
ok naar de mogelijkheden tot het gebruik
an de stormvloedkering buiten stormsituaties
i onderzoek verricht. In eerste instantie werd
f en inventarisatie gemaakt van denkbare
tuaties waarin het gebruik van de stormvloed-
I aring zou kunnen worden overwogen. Zo zou
ren manoeuvre met de stormvloedkering het
argen van schepen kunnen vereenvoudigen
c f de werkperiode in de laagwaterzone
arlengen, dan wel de aanleg van kabels en
i jisleidingen vereenvoudigen. Ook valt te
anken aan beïnvloeding van de morfologische
t i vegetatieve ontwikkelingen.
1 oor elk van de geïnventariseerde gebruiksmo-
alijkheden is bezien in hoeverre de storm-
oedkering een effectief instrument kan zijn
oor het beoogde doel, en of dat doel met
idere middelen eveneens kan worden
ereikt.
p grond van de analyse blijkt dat het in drie
alamiteuze situaties zinvol kan zijn de kering
a sluiten: ter beperking van de gevolgen van
en dijkval en van stormschade aan de
waterkering, voor de efficiënte bestrijding van
lieverontreiniging, en ter voorkoming van
rnstige schade aan dijken ten gevolge van
Irijfijs.
Jit analyse van de gevolgen van een sluiting
oor de functies van het Oosterscheldebekken,
en van de juridische implicaties, is gebleken
dat uiterste terughoudendheid is geboden bij
iet sluiten van de kering onder andere dan
stormsituaties.
De inventarisatie en analyse van gebruiksrede-
nen is tijd- en plaatsgebonden: in de toekomst
zouden andere redenen naar voren kunnen
worden gebracht. Als inzet van de stormvloed
kering buiten de genoemde calamiteuze
omstandigheden wordt overwogen, dient een
nadere bepaling van effecten en een brede
belangenafweging vooraf te gaan, waarbij
andere bestuursorganen en belangenorganisa
ties moeten worden geraadpleegd.
Bij calamiteuze situaties zal de beheerder, aan
de hand van informatie over de concrete
situatie en de ernst daarvan, over inzet van de
kering voor nevendoeleinden moeten beslissen.
Besluiten van de Minister
In juli 1986 heeft de Raad van de Waterstaat
de Minister van Verkeer en Waterstaat
geadviseerd betreffende het beheer van de
stormvloedkering. Op basis hiervan heeft de
Minister in een brief aan de Tweede Kamer
haar besluiten kenbaar gemaakt. Die kunnen
als volgt worden samengevat.
De beslissing tot al dan niet sluiten van de
kering wordt genomen door de beheerder van
de kering, in casu de hoofingenieur-directeur
van de Rijkswaterstaat in de directie Zeeland.
Het sluitpeil, voortaan maatgevende peilver-
wachting genoemd, en het alarmpeil worden
gelijk getrokken; de 'maatgevende peilver-
wachting' wordt uiteindelijk gesteld op N.A.P.
3,25 m. Dit peil wordt echter stapsgewijs
bereikt. Om bouwtechnische redenen is voor
de maatgevende peilverwachting in het eerste
stormseizoen 1986-87 een peil van N.A.P.
2,75 m aangehouden, dat in de aansluitende
periode wordt verhoogd tot N.A.P 3 m. Op
basis van de opgedane ervaringen zal na één
of enkele sluitingen de maatgevende peilver
wachting worden gesteld op N.A.P. 3,25 m.
Als beheersstrategie is de wisselstrategie
1-2-1 gekozen. Er zal een terughoudend
beleid worden gevoerd ten aanzien van het
gebruik van de stormvloedkering voor neven
doeleinden.
Bij de studies naar het beheer van de storm
vloedkering is gebleken dat er een aantal
onzekerheden bestaat, met name ten aanzien
van de milieu-effecten en de grootte van de
lek door de drempelconstructie van de kering.
Voor deze onzekerheden zijn vooralsnog een
aantal aannames opgesteld, die bij het
daadwerkelijk beheer dienen te worden
getoetst. Op grond hiervan kunnen, indien
noodzakelijk, voorstellen worden ontwikkeld
tot bijstelling van het beheer.
Maximaal vijf jaar na ingebruikneming van de
stormvloedkering zal een evaluatienota
worden opgesteld, die zal worden aangeboden
aan de Raad van de Waterstaat.
555