was vooral financieel aantrekkelijk. Deze methode leende zich echter maar in beperkte mate voor berekening. Er moest gebruik worden gemaakt van empirische formules, die de fysische verschijnselen slechts grof beschrijven. Het is daarom bezwaarlijk deze formules buiten het ervaringsgebied toe te passen. Verkleining van de waterdiepte en verlaging van de stroomsnelheden zou het /ertrouwen in de berekeningsresultaten /erhogen. A/at betreft de diepte werden de sluitingen tinnen het ervaringsgebied gebracht door te leginnen met de aanleg van een drempel in et sluitgat. )ntwerp oor de sluitingen van zowel het Tholensche Hat als het Krammer zijn de volgende opbouw- i tethoden overwogen: van de ene zijde een anddam uitbouwen naar de overkant, ïorizontaal eenzijdig' zoals men dat noemt, an wel 'horizontaal tweezijdig': van twee 1 anten naar het midden toe. Het sluitgat kon chter ook gelijkmatig van beneden naar t oven worden opgevuld, de methode van de t articale sluiting: tenslotte waren er ook nog c ambinaties denkbaar van horizontale en articale sluiting. eze alternatieven zijn met elkaar vergeleken, c alet op verschillende aspecten. llereerst werd gelet op de eerder opgedane e varing. Het ligt voor de hand dat men zoveel r ogelijk onbekende fenomenen trachtte te c ïtwijken. Dit pleitte ervoor om eerst een c empel aan te leggen; op die manier werd de c nzekerheid die bestond omtrent het gedrag an een mengselstroom op een zeer lang talud bij horizontale uitbouw minder relevant. Ook het gevaar van zettingsvloeiingen nam er door af. Dan werd de tijdsduur in ogenschouw genomen. Gebruik van de stormvloedkering reduceert de stroomsnelheden en daarmee de tijdsduur van de sluiting, maar is nadelig voor het milieu. Om de schade aan het milieu zoveel mogelijk te beperken moest de periode van kunstmatige getijreductie door de stormvloedkering zo kort mogelijk duren. Bij vergelijking van de alternatieven op deze punten bleek de aanleg van een drempel voorkeur te verdienen, omdat dan in de begingfase relatief veel zand verwerkt wordt, terwijl het sluitgatoppervlak toch maar weinig kleiner wordt.' Bij beide sluitingen moest steenachtig materiaal achter de hand gehouden worden, voor het geval dat de zandsluiting zou mislukken. Bij het Krammer zou het om een grote hoeveelheid gaan. Om die in het sluitgat te kunnen verwerken was een bodembescherming nodig, aan te leggen op de zandplaat ten noorden van het werkeiland. In samenhang daarmee besloot men in het Krammer tot een eenzijdige sluiting vanaf noorden. Voor het Tholense Gat was veel minder steen nodig, zodat een bodembescherming achterwege kon blijven. Daar werd gekozen voor een tweezijdige sluiting, om erosie van de beide kwetsbare oevers te voorkomen. Om de negatieve effecten op het Oosterschel- demilieu door gebruik van de stormvloedkering zo klein mogelijk te houden zijn de perioden van uitvoering en tijdstippen voor de sluitingen met zorg gekozen (Bericht 111, februari 1985). Vergelijking van verschillende milieu-

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 21