de hierbij opgedane ervaring zou men de
processen op het onderwaterstort onderzoe
ken Dit onderzoek is slechts gedeeltelijk
uitgevoerd, omdat uit de natuurmetingen
bleek dat de mengselstroom onder water een
kort leven beschoren was: reeds op een
diepte van 1 m was hij verdwenen. Dit komt
overeen met een onder water afgelegde
afstand van 30 m, omdat de helling onder
water ongeveer 1 op 30 is. Wel kon men dit
verschijnsel achteraf op redelijke wijze
simuleren met berekeningen. De belangrijke
vraag was vervolgens: als het zand de bodem
van de geul niet bereikt in de vorm van een
mengselstroom, hoe komt het zand dan wel
onderin de dam?
Om het antwoord op die vraag te vinden is
tijdens de sluiting van het Slaak vanaf een
vaste opstelling in het sluitgat intensief en
uitgebreid gemeten op het onderwaterstort,
onder andere met een soort schotel die op het
zand dreef en waarmee afschuivingen of
vloeiingen onder water gevolgd konden
worden. Uit de metingen bleek het volgende
proces: door de sedimentatie op het hogere
gedeelte van het onderwaterstort, waar het
front een relatief steile helling heeft, verweekt
het zand onder de belasting en vloeit naar
lagere gedeelten.
Veranderingen in waterspanning en poreusheid
in het zand zijn kenmerkend voor deze
zettingsvloeiingen. Uit metingen naar deze
grootheden is gebleken dat plotselinge
vergrotingen daarvan correspondeerden met
kleine vloeiingen die met de schotel of door
echolodingen werden geregistreerd. Later is,
door metingen elders, de indruk ontstaan dat
de mengselstroom onder bepaalde condities
tot grotere diepte in stand kan blijven. Dit kan
het geval zijn als de produktie bijzonder hoog
is en de mogelijkheid tot spreiding in de
breedte gering. Door de resultaten van dit
onderzoek was een belangrijke witte vlek in
het proces ingevuld, hetgeen de rekenmodellen
zeer ten goede kwam.
Het zandtransport dat optreedt door stroming
van water is onder andere afhankelijk van de
grofheid van het zand, de sterkte en de
turbulentiegraad van de stroming, de ruwheid
van de bodem en niet in de laatste plaats van
de randcondities.
In een sluitgat vinden ten gevolge van de
gedeeltelijke blokkering sterke stroomversnel
lingen en -vertragingen plaats. Omdat het
zandtransport tijd en stroomlengte nodig heeft
om zich aan de hydraulische omstandigheden
aan te passen, zal het werkelijke transport
naijlen op de transportcapaciteit. Voor dit
naijlingsproces bestond een wiskundige
beschrijving, met partiële differentiaalvergelij
kingen die slechts numeriek opgelost konden
worden. Dit is verwezenlijkt in computermo-
Fig. 1Schets van de
zandbeweging op het stort:
bovenaanzicht (links) en
doorsnede
Fig. 2. Na-ijling van het
werkelijk transport op de
transportcapaciteit
OORSPRONKELIJKE BODEM
632