mer en het westelijk deel van het Haringvliet [klasse III; het overige deel van de Amer valt klasse II. Het Hollands Diep wordt geken r ierkt door lagere arseenconcentraties, die le k/allen in klasse I en II. Arseen komt niet boven de grens van klasse IV-specie, maar kent een u tgebreid afzettingsgebied behorende tot k asse III. Een mogelijke verklaring hiervoor is h t afwijkende chemische gedrag van arseen. lA s gevolg van chemische veranderingen die o treden in de waterbodem worden de zware Irretalen als een neerslag of aan fijne deeltjes v stgelegd. Met arseen is dit minder het g val. Daarbij vindt arseen een sterke concur- n it in het in relatief hoge concentraties v orkomende fosfaat, dat met het arseen tv. dijvert om de beschikbare bindingscapaci- ti t. Dit leidt tot een afname van sedimentge- Jr b nden piekconcentraties (klasse IV) en de d araan gekoppelde verhoging van de a itergrondconcentratie (klasse III). C grond van de concentratie van organische rr croverontreinigingen kunnen vrijwel alle g bieden voor de PAK's tot klasse III gerekend rden. HCB en PCB's vallen in alle gebieden ir espectievelijk klasse II en III, met uitzonde- ri g van de Nieuwe Merwede, waar tevens ■o aties met klasse IV voorkomen. H t algemene verspreidingsbeeld voor zware n talen en organische microverontreinigingen is iet volgende. De Nieuwe Merwede, de A ier en het westelijk deel van het Haringvliet w rden gekenmerkt door sterk vervuild o pervlaktesediment. Met name in de Amer e in de Nieuwe Merwede kan voor vrijwel alle o derzochte stoffen het sediment tot klasse IV g akend worden. Het centrale deel van het bied, het Hollands Diep, wordt gekenmerkt or relatief schone oppervlaktesedimenten, jh t Haringvliet is globaal weer wat slechter kwaliteit. V nneer we naar de toplaag van de waterbo- d n over het hele gebied kijken en die v gelijken met de mate van vervuiling op g tere diepte in de waterbodem, dan is een gi bale driedeling te maken op basis van de cv aliteit en de ouderdom van het sediment, n de Amer en de Nieuwe Merwede wordt de n terbodem gekenmerkt door een hoge V< vuilingsgraad en een plaatselijk minstens 2 t ter dikke vervuilde laag. Deze laag is in de iode 1970-1975 afgezet op lokaal eveneens n vuild riviersediment. Hierdoor zijn de 'c anderingen in de mate van vervuiling in het I Be liment met de diepte niet eenvoudig te I Ir arpreteren. Dit heeft tot gevolg dat voor de I ler en de Nieuwe Merwede het afsluitings- I t stip - 1970 - moeilijk is terug te vinden in c sedimentkolom. Er vindt weinig of geen afzetting meer plaats van schoner nieuw sediment. De kwaliteit van de toplaag zal ook in de toekomst slecht blijven. Het Hollands Diep daarentegen wordt gekenmerkt door een dik pakket schoner riviersediment. Dit ligt op vuil, tussen 1970 en 1975 afgezet riviersediment, dat vergelijkbaar is met dat van de Amer en de Nieuwe Merwede. Onder dit vuile sediment bevindt zich het sediment van voor de afsluiting. Dit sediment, een mengsel van rivier- en zeesediment, is relatief schoon. Hier vindt bovendien nog steeds in grote mate afzetting plaats van nieuw sediment. In de toekomst zal de waterbodemkwaliteit nog verder verbeteren. Het gebied ten westen van Tiengemeten tenslotte wordt gekenmerkt door een dunne, sterk vervuilde toplaag van ongeveer 10 cm, op relatief schoon zeesediment. De monsters die hier zijn gestoken zijn eigenlijk mengmon- sters van sediment uit de periode onmiddellijk vóór en na 1970. Daarom is de kwaliteit gemiddeld beter, zodat dit sediment de klasse-IV-grens meestal niet haalt. Alhoewel enige bijmenging van schoon zeesediment door opwoeling van bodemdieren heeft plaatsgevonden, speelt het bodemleven zich voornamelijk af op en in de bovenste centime ters van de waterbodem, die opgebouwd is uit sterk vervuild riviersediment. Door de op dit moment geringe afzetting van nieuw sediment zal hier voorlopig weinig veranderen. Pas in de verre toekomst, wanneer het Hollands Diep is opgevuld, zal ook hier de kwaliteit van de bovenlaag van de waterbodem verbeteren. Er zijn duidelijk signalen dat de levensgemeen schappen die direct afhankelijk zijn van de kwaliteit van de waterbodem door de vervuiling ontregeld zijn. Toch zijn er een aantal ontwik kelingen waar te nemen die zich de komende jaren voort zullen zetten. De levensgemeen schappen in het Hollands Diep hebben zich duidelijk beter ontwikkeld dan die in het Haringvliet. Dit komt tot uitdrukking in onder andere een rijkere bodemfauna en een hogere visstand. Bovendien lijken de duikeenden en de visetende watervogels zich sinds het begin van de tachtiger jaren in toenemende mate in het Hollands Diep te concentreren. Hoewel een directe relatie met de waterbodem niet is aan te geven - ook de algemene verbetering van het Rijnwater van de laatste jaren is natuurlijk heel belangrijk is er vermoedelijk toch wel een samenhang. In dat verband is het bedenkelijk dat de meest vervuilde bodems binnen het hele gebied, die van de Amer en Nieuwe Merwede, direct gelegen zijn naast het belangrijke natuurgebied de Biesbos. 641

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 41