Met het gereedkomen van de compartimen-
teringswerken in april van 1987 is een
nieuwe waterstaatkundige eenheid ontstaan, Het Zoommeer
die het Krammer-Volkerak, de Eendracht,
het Zoommeer en het Bathse Spuikanaal
omvat. In zijn geheel wordt dit gebied
kortweg aangeduid als het Zoommeer.
In december 1975 besloot de regering dat het
oostelijk gedeelte van de Oosterschelde bij de
bouw van een stormvloedkering in de Ooster-
scheldemond zou worden afgedamd met
behulp van compartimenteringsdammen. Het
gebied ten oosten van deze dammen zou dan
omgevormd worden tot een zoet meer.
Er waren verscheidene redenen voor de
compartimentering en het realiseren van een
zoet Zoommeer. Allereerst is het getijvrij
maken van de Schelde/Rijn-verbinding met
België in een tractaat overeengekomen.
Bovendien zou compartimentering van de
Oosterschelde leiden tot beperking van
oppervlakte en inhoud van het getijgebied,
zodat na voltooiing van de stormvloedkering
voldoende getij op het Oosterscheldebekken
zou blijven bestaan. De compartimentering
zou daarnaast bijdragen tot de beëindiging
van de zoutinfiltratie van het Noordelijk
Deltabekken bij de Volkeraksluizen. En
tenslotte diende het compartimenteringsplan
om in een deel van het Zuidelijk Deltabekken
zoet water beschikbaar te krijgen ten behoeve
van de landbouw, en om de goede afwatering
veilig te stellen van de Brabantse rivieren,
ondanks het gereduceerde getij op de
Oosterschelde.
Het parlement heeft in 1976 de besluiten
inzake de Oosterschelde en het zoete Zoom
meer bekrachtigd. In het noorden wordt het
Zoommeer begrensd door de Volkerakdam
met de Volkeraksluizen, en door de Hellegat-
dam. In het westen wordt de begrenzing
gevormd door de Grevelingendam, de
Philipsdam, met daarin opgenomen de
Krammersluizen, en de Oesterdam, waarin de
Bergse-Diepsluis is opgenomen. In het oosten
wordt het Zoommeer begrensd door de
Brabantse oever en de Markiezaatskade. Aan
de zuidkant bevindt zich het Bathse Spuikanaal,
dat de verbinding vormt tussen het Zoommetr
en de Westerschelde.
Het Zoommeer is onderdeel van de Schelde/
Rijn-verbinding; het heeft dus een belangrijke
scheepvaartfunctie. Daarnaast vervult het
tevens een functie voor de doorgaande en in
mindere mate ook voor de plaatsgebonden
recreatievaart.
Bovendien behoort het Zoommeer tot de
waterhuishoudkundige hoofdinfrastructuur. Er
bestaan immers relaties met het Noordelijk
Deltabekken via de Volkeraksluizen, met de
Oosterschelde via de Krammersluizen en de
Bergse-Diepsluis, en met de Westerschelde
via het Bathse Spuikanaal. Daarnaast heeft
het Zoommeer een belangrijke functie als
ontvanger van afstromend water uit de
Brabantse rivieren met hun stroomgebied va
165 000 ha, en voor de opvang van neerslag
overschotten uit de afwaterende polders. Voor
de landbouw is het Zoommeer in de toekomst
vooral van belang als leverancier van zoet
water.
De omvang van de beroepsvisserij op het
meer zal naar verwachting gering zijn. Voor de
zoetwatersportvisserij kan het gebied daaren
tegen van grote betekenis worden.
Een zeer belangrijke functie van het Zoommeer
die zich in de toekomst met name kan
ontwikkelen op de droogvallende gronden er
de gebieden ondiep water, is tenslotte de
natuurwetenschappelijke betekenis.
Ten behoeve van waterbeheer en scheepvaad
bevinden zich aan de randen van het Zoommeer
een aantal beheersmiddelen, die we nu de
revue zullen laten passeren.
Als eerste de Volkeraksluizen. Behalve
642