0
3
als basis dient voor de nieuwe dijk. Soms
moeten er bovendien bijzondere bepalingen
worden opgenomen, waarmee de aannemer
en de directie rekening moeten houden.
Kostenvergelijking van de verschillende
alternatieven kan een rol spelen bij het
bepalen van het uiteindelijk plan.
In het onderhavige geval, de dijkverhoging in
het Balgzandgebied, bleek van alle factoren
en randvoorwaarden één facet alle andere te
domineren: de slechte samenstelling van de
bodem.
Speurwerk in oude archieven bracht naar
voren dat de ontwerpers hier niet voor de
eerste keer tegen grondmechanische proble
men opliepen. In de driemaandelijkse berichten
van de Dienst der Zuiderzeewerken tussen
1923 en 1926 komen we verschillende
passages tegen die op moeilijkheden duiden
bij de aanleg van de Balgzanddijk.
De grondslag ter plaatse bestaat over een
dikte van 6 a 7 meter uit afwisselende lagen
klei en veen, van meer of minder slappe
hoedanigheid, waartussen lagen van fijn zand.
Er werd 60 jaar geleden bij de dijkaanleg
plaatselijk 85% meer zand en 45% meer klei
gebruikt, ten gevolge van verzakking tijdens
de bouw; er was zelfs een dijkvak waar de
feitelijke hoeveelheid grond 252% bedroeg
van de theoretische. Soms zakte de kruin van
de dijk plotseling 2 meter omlaag; dit ging
gepaard met oppersingen op het wad.
Plaatselijk schoof het pas gebaggerde kanaal
weer dicht. Bij het afwerken van de dijk werd
gebruik gemaakt van licht spoorwegmaterieel
en van kruiwagens. Omdat goed zand van
elders moest worden aangevoerd - het
materiaal uit het kanaal was niet geschikt -
kreeg de aannemer daarvoor f 0,40 per m3
658
Fig. 3. Geologisch profiel; het
Balgzandgebied vertoont veel
klei en leem
Fig. 4. Dijkverbeteri'ng aan de
binnenzijde, uitgevoerd
tussen 1984 en 1987
bijbetaald; hij moest dan wel van alle verdere
aanspraken op vergoeding afzien. Ook voor de
een vol jaar langere duur van het werk kreeg
hij niets vergoed.
Na dit lesje geschiedenis keren we terug naar
onze eigen tijd. Voor de nieuwe Balgzanddijk
werd aan Grondmechanica Delft verzocht ter
plaatse het nodige grondonderzoek uit te
voeren, en op grond daarvan te komen tot
vaststelling van de grondslag onder en
zeewaarts van de bestaande dijken, berekeninc
van de stabiliteit van de Balgzanddijk, vooral
in de richting van het kanaal, indicatie van de
te verwachten zettingen en advies voor de
uitvoering van het werk.
Aan de hand van de gemaakte boringen en
sonderingen kon de toestand van de bodem
worden vastgesteld. Om een dijk op te
bouwen bleek de bodemkwaliteit slecht. De
gemeten conusweerstanden van de sonderin
gen geven daarvan een goed beeld (figuur 2).
Plaatselijk langs de Amsteldiepdijk konden
zelfs geen sonderingen worden gemaakt
wegens onbegaanbaarheid van het terrein.
Om de aard van de slappe lagen daar te
bepalen moest worden volstaan met gutsbo
ringen.
+6
CL'
4 z
+2 O
E
LU
"2 a
-4 5
I-':-. I FIJN ZAND
k V ■I MATIG GROF ZAND
KEILEEM
KLE.
II I I I ll VEEN
I'1 j'l SCHELPEN EN SCHELPGRUIS
GRIND EN STENEN
KRUIN VAN DE AFSLUITDIJK +6.20
WIERINGEN