4
e door de Dienst der Zuiderzeewerken al
t esignaleerde slappe lagen tot een diepte van
f .A.P. - 6 a 7 meter werden ook nu gevonden.
F iaatselijk, in de overgang tussen Amsteldiep
dijk en Balgzanddijk, werd zelfs pas een
r delijke conusweerstand gevonden op een
I diepte van N.A.P. -1 6 a 18 meter. Door
I b lasting van deze slechte bodem zouden er
a inzienlijke vervormingen kunnen optreden,
e i zettingen van 1 tot 3 meter. Bij een snelle
o rhoging zouden zeker zijwaartse verplaatsin-
I g ;n en oppersingen kunnen worden verwacht,
j V <rwijdering van de slappe lagen was niet
it ogelijk. Een grondverbetering in de bovenste
s bhoudende laag van 1 tot 3 meter dik was
w al uitvoerbaar, en zou veel voordeel bieden.
E n uitzondering vormde het oostelijke
g deelte van de Amsteldiepdijk, ter plaatse
v n de vroegere geulen van 8 tot 12 meter
d ;p. De sliblaag moest daar tot N.A.P. - 4 a 5
rr 3ter worden verwijderd; gelukkig kon de dijk
n t boven de in de twintiger jaren aangelegde
b teugelingsdam worden gebouwd.
D zettingen zouden zo klein mogelijk blijven,
w nneer gebruik werd gemaakt van de reeds
o getreden zettingen onder de bestaande
d ken. Het dwarsprofiel zou dus zoveel
j rr ogelijk boven de bestaande dijk moeten
k men te liggen. Omdat grotere hoogte ook
g otere breedte impliceert, zou aan uitbouw
o de binnenberm of op het wad echter niet
t ontkomen zijn. Het zettingsgedrag in het
I d varsprofiel zou daarom plaatselijk wel sterk
k nnen verschillen.
E n keuze tussen nat of droog aan te brengen
z nd kon snel worden gemaakt. Uit berekenin-
I g n bleek namelijk dat bij nat aangebracht
z nd de evenwichtsfactoren onder de vereiste
I n rmen zouden komen te liggen. Geadviseerd
werd tot een trapsgewijze verhoging met
droog zand, in lagen van 2 a 3 meter, gecom
bineerd met een deugdelijk drainagesysteem.
De wachttijden tussen de aan te brengen
lagen zouden ongeveer een jaar moeten
bedragen, althans zonder maatregelen om de
waterspanning te verlagen. Als voor zo'n
gefaseerde ophoging zou worden gekozen
stond daarmee meteen de uitvoeringsperiode
nagenoeg vast: 7 jaar, van 1984 tot en met
1990.
De uiteindelijk gekozen dwarsprofielen
variëren nog enigszins, omdat de ligging van
de dijkvakken ten opzichte van de windrichting
niet overal gelijk is. Het meest noordelijke deel
van de Balgzanddijk ligt in de luwte, waardoor
bij onder- en boventaluds van 1 3 een
blijvende kruinhoogte op N.A.P. +7,80 meter
voldoende is. Daarna loopt de kruinhoogte op
tot N.A.P. +8,80 meter langs het Balgzandka-
naal en tot N.A.P. 9,25 meter voor de
Amsteldiepdijk, die het meest geëxponeerd
ligt ten opzichte van storm. Daarbij moest het
boventalud worden verflauwd, naar een
helling van 1:5.
We geven bij wijze van voorbeeld een opsom
ming van de factoren die hebben geleid tot de
uiteindelijke hoogte van de kruin van het
dijkgedeelte langs het Balgzandkanaal. Voor
de berekening van de significante golfhoogte
zijn op enkele punten metingen verricht; uit
extrapolatie van de gemeten waarden werd
een maatgevende significante golfhoogte van
1,90 meter gevonden, die de dijk onder een
hoek van 30° zou kunnen aanvallen. De
richting is met behulp van luchtfoto's bepaald.
Om de golfoploop tegen de dijk te reduceren
werd ter hoogte van het ontwerppeil een 4
meter brede berm opgenomen. Hoewel
659