na-ijlen van het werkelijke transport op de transportcapaciteit. Ook zijn er nieuwe inzichten ontstaan ten aanzien van de haalbare produkties en de onzekerheden daarin. De werkelijke zandverliezen zijn over het algemeen meegevallen. De waterbodem langs de zuidrand van het Noordelijk Deltabekken Door de afsluiting van het Haringvliet in 1970 is de waterloopkundige toestand op het traject Nieuwe Merwede-Noordzee ingrijpend veranderd. Het getij en het zoute water verdwenen uit het systeem, en sluizen in het Volkerak en het Haringvliet maakten manipu leren mogelijk met de afvoer van Rijn en Maas. Het hele rivierstuk begon te verondie- pen, op zoek naar een nieuwe evenwichtssitu- atie tussen afvoer en bedding. Het grootste probleem is thans de verontreini ging van het water en de waterbodem als gevolg van industrie en landbouw. De veront reinigingen hechten zich aan kleine kleideel- tjes, en bezinken ermee op de waterbodem. Het bovenstroomse gedeelte van de Nieuwe Merwede en de Amer hebben wat dit betreft de slechtste prognose: daar is tussen 1 970 en 1 975 zeer vuil sediment afgezet. Op het Hollands Diep en het Haringvliet zal de kwaliteit van de onderwaterbodem op de lange termijn verbeteren, nu de bovenafvoeren minder verontreinigd zijn. Het Zoommeer Het Zoommeer is ontstaan na de sluiting van de compartimenteringsdammen in 1986 en 1987. Het is een zoetwatergebied zonder getij achterin de Oosterschelde, dat deel uitmaakt van de Schelde/Rijn-verbinding tussen Nederland en België. De waterkwaliteit kan hier beheerst worden middels doorstroming van het Volkerak naar de Westerschelde. De maximale inlaatcapaciteit aan de noordzijde bedraagt 350 m3/s, en de uitlaatcapaciteit aan de zuidzijde 1 50 m3/s. Daarnaast zijn er scheepvaartsluizen in de Philipsdam en de Oesterdam. Eind april 1987 werden de definitieve regels voor het waterbeheer vastgesteld. De stand van zaken bij de waterkeringen in Zeeland Behalve door de grote afsluitingswerken van het Deltaplan wordt Zeeland ook beveiligd door gewone dijken en duinen. Deze primaire zeeweringen moeten vanaf 1 990 alle op Deltahoogte zijn gebracht. Een overzicht van de recentelijk uitgevoerde, in uitvoering zijnde en nog te maken werken van deze categorie wijst uit dat de beoogde veiligheid inderdaad in 1990 kan zijn gerealiseerd. Dijkbouw en natuurbehoud Er bestaat een wederzijds natuurlijk wantrou wen tussen dijkenbouwers en natuurbescher mers. Bij sommige gelegenheden kan dat wantrouwen in overleg terzijde worden geschoven, zodat een vruchtbare samenwer king ontstaat. In de kop van Noord-Holland en op het eiland Texel is dat gelukt, met als gevolg dat waar mogelijk natuurgebieden gespaard bleven of alternatieve gebieden werden gevormd, terwijl de dijkbouw die ingevolge de Deltawet noodzakelijk was, toch doorgang vond. Dijkverhoging in het Balgzandgebied In het Balgzandgebied, tussen Den Helder en Wieringen, zijn zestig jaar geleden, ter gelegenheid van de Zuiderzeewerken, voor het eerst dijken gelegd. De ondergrond bleek toen al zeer slap Om deze dijken nu op Deltahoogte te kunnen brengen, is opnieuw advies gevraagd aan het Laboratorium voor Grondmechanica, dat vervolgens is verwerkt in het ontwerp van de dijkverzwaring, en vooral ook in de uitvoe ringsmethode: de grondophogingen werden uitgevoerd in lagen van telkens 2 a 3 meter, met een wachttijd voor consolidatie van telkens een jaar. Omdat het werk op die manier 7 jaar zou duren, is eerst een dijkver- betering gemaakt aan de binnenzijde, die de veiligheid reeds nu in belangrijke mate verhoogt. 664

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 64