men de scheiding van Maas en Waal, met als gevolg dat de hoogwaterafvoer van de Maas niet langer door de Merwede maar via de Bergse Maas naar het Haringvliet en de zee stroomde. In de jaren twintig en dertig tenslotte werd de loop van de Maas door kanalisatie bekort; het water kon nu gemakke lijker naar zee stromen. Tegelijkertijd vond in de stroomgebieden van de Maas en de Rijn een vergaande verstede lijking plaats; daarvoor werden grote gebieden ontbost; ze kregen toen een steen achtiger oppervlak. Grote hoeveelheden neerslag werden hierdoor minder goed in de ondergrond opgenomen en moesten sneller via de rivier afstromen. Ook dit vergrootte de kwetsbaarheid van het land. Zo was laag Nederland ontstaan, een land van vele polders tussen een net van boezemwa teren achter een smallere of bredere duinregel bij de Noordzee; een land ook achter hoge dijken langs de zeegaten, de Waddenzee en de rivieren - een laag land vooral. Het ambacht van de dijkenbouwers, water staters en waterschappers ging over van vader op zoon: de mensen kregen de verant woordelijkheid voor de veiligheid met de paplepel ingegoten en erfden de ervaring van hun ouders. Die ervaring had geleerd dat een dijk ongeveer een meter hoger moest zijn dan de hoogst bekende waterstand ter plaatse, en als de dijk werd aangevallen door golven nog hoger, maximaal 3 a 3,5 meter (10). Natuurlijk waren er wel mensen die erop wezen dat de moderne wetenschap betere technieken mogelijk maakte, zoals Wemels- felder in 1939 (11). Er werd ook wel eens gewezen op de staat van onderhoud en op versnipperd dijkbeheer. En er werd ook iets aan gedaan. Er werden bij voorbeeld verbete ringen aangebracht in het benedenrivieren gebied: de Brielse Maas was in 1950 afgedamd en de Braakman in 1952. Maar in de jaren na de Tweede Wereldoorlog had Nederland zijn handen vol aan de weder opbouw. De overstroming van 1916 was al weer 37 jaar geleden - twee generaties inclusief een oorlogservaring. De ramp Toen kwam het water opnieuw. Een toevallige samenloop van twee stormdepressies die in de nacht van 30 januari op 1 februari 1953 het water van de Noordzee ongekend hoog opstuwden, veroorzaakte dat op 500 plaatsen de dijken bezweken. In Zuidwest-Nederland 680

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1988 | | pagina 14