wel enkele nieuwigheden. Zo werd er geadvi
seerd tot één landelijk normenstelsel. Voor
het door de zee overstroombare gebied werd
uitgerekend welke kans aanvaardbaar moest
worden geacht dat er een stormvloed op zou
treden die tot een zwaardere belasting van de
dijken zou leiden dan de ontwerpbelasting die
zij 'volkomen veilig' moesten keren. Voor
Centraal-Holland werd die kans gesteld op
1/10 000, voor Zuidwest- en Noord-
Nederland op 1/4000, voor de Waddenei
landen op 1/2000.
In de uitwerking van het advies waren ook
enkele nieuwe aspecten te onderkennen,
zoals de vertaling van de kansen in ontwerp-
peilen. Hiertoe werden de bij Hoek van
Holland waargenomen waterstanden statis
tisch vertaald in een wiskundige relatie tussen
de waterstand en de kans dat die zou worden
overschreden. Die relatie kon vervolgens
worden geëxtrapoleerd naar hogere water
standen met kleinere overschrijdingskansen.
Op grond van die uitkomsten werd een peil
van N.A.P. 5 m gekozen, met een bijbeho
rende overschrijdingskans van 1/10 000.
Vervolgens werden voor het hele land basis
peilen vastgesteld, die allemaal een
overschrijdingskans hadden van 1/10 000.
Naast mathematische analyse werd daarvoor
ook gebruik gemaakt van wiskundige
modellen voor verschillende verschijnselen,
zoals getijberekeningen, of de relatie tussen
waterstand en rivierafvoer in het benedenri
vierengebied. De methode van voortbouwen
op ervaring door een 'waakhoogte' bij de
hoogst waargenomen waterstand te tellen
werd dus vervangen door de statistisch-
mathematische analyse van waargenomen
waterstanden als basis voor het ontwerp
De basispeilen waren onder sommige
omstandigheden gelijk aan de ontwerppeilen
die de dijken nog 'volkomen veilig' moesten
keren. Onder andere omstandigheden
moesten de ontwerppeilen er uit worden
afgeleid.
Omdat de dijk nog veilig moest zijn bij het
ontwerppeil, zou een overstroming pas plaats
vinden bij een hoger peil. De vast te stellen
overschrijdingskans van het basispeil mocht
dus groter zijn dan de aanvaardbare overstro
mingskans waarvoor ongeveer 1/10 000 werd
genoemd. In de tweede plaats werd gecontro
leerd of de berekende basispeilen fysisch
mogelijk werden geacht.
Verschil in de sociaal-economische situatie
was vervolgens reden om voor Noord-
Nederland en Zuidwest-Nederland een
reductie op de basispeilen toe te passen tot
een overschrijdingskans van 1/4000. Ook
deze sociaal-economische optimalisering was
nieuw.
Daarnaast adviseerde de Deltacommissie tot
invoering van landelijke richtlijnen voor het
ontwerp en het beheer van waterkerende
constructies. Men zou voortaan uitgaan van
technisch-wetenschappelijke kennis. Het
zuiver voortbouwen op ambachtelijke ervaring
werd hier ten dele verlaten, zij het minder
spectaculair dan bij het vaststellen van
ontwerppeilen. Als regel werd gesteld dat bij
een onbeklede dijk bij de maatgevende storm
vloed niet meer dan 2% van de golven over de
dijk mocht slaan. Ook werden regels gegeven
voor de dikte van kleilagen op dijken met een
zandkern, voor taludhellingen, voor de
versterking van duinen, en zo meer. Zo werd
het begrip 'volkomen veilig' bij het
ontwerppeil geconcretiseerd. De berekende
fig. 3. De ramp van 1 953.
Het gearceerde gebied werd
overstroomd.
fig. 4. Overzicht van de
Deltawerken.
683