uitvoeringstijd uitgelopen tot ruim 40 jaar Oorzaken: temporisering al in de zestiger jaren, extra werk bij de Oosterschelde, en moeilijkheden in het benedenrivierengebied. De lange duur lijkt bijna onvermijdelijk. Toch zijn er grote nadelen aan verbonden. Op het moment van de beslissing is er een draagvlak voor zo'n grote krachtsinspanning, dat daarna echter afslijt naarmate de tijd vordert. Dat bleek in dit geval al vrij snel uit de temporisering van sommige werken. Het blijkt des te meer naarmate de werken minder tot de verbeelding spreken en de persoonlijke levenssfeer van meer mensen raken, zoals de dijkversterkingen: hoe moeilijk dat ligt blijkt momenteel wel in het benedenrivierengebied De generatiecyclus is opnieuw herkenbaar: de eerste generatie beleefde de ramp van 1953, besloot: 'dat nooit weer', en pakte het Deltaplan aan; de tweede generatie voerde in 1970-1975 een discussie rond de Ooster schelde en rond de rivierdijkversterkingen, onder het motto 'veiligheid moet, maar niet ten koste van alles'; in 1980-1985 kwam bovendien de discussie rond de normstelling in het benedenrivierengebied 'moet het wel zo veilig?'. Nu treedt de derde generatie aan. Een symptoom: in kringen van deskundigen wordt de overstromingskans nogal eens gelijkgesteld met de overschrijdingskans van de maatgevende stormvloed. Dat getuigt van geringe zorgvuldigheid, maar ook van weinig bezorgdheid. Men realiseert zich kennelijk niet dat de overstromingskans een factor 3 tot 10 maal zo groot zou kunnen zijn als bij de oorspronkelijke norm. De ramp en het Deltaplan hebben het sociaal- psychologisch mechanisme van de generatie cyclus kennelijk niet doorbroken. Dat is de eerste les. De tweede les is dat een plan met een gedurfd tijdschema het minste verlies aan draagvlak door de tijd oplevert. Met andere woorden: denk goed, en desnoods lang na over een beslissing, maar eenmaal gekozen hebbende, voer de beslissing dan snel uit. Nog een argument pleit daarvoor, namelijk dat het renteverlies tijdens de bouw groter wordt naarmate de bouwtijd langer uitloopt. Helaas werkt de rijksoverheid hoofdzakelijk met jaarbegrotingen, waardoor dit effect niet aan het licht treedt. De lange duur heeft nog twee bij-effecten. Door de mate waarin het Rijk de financiële lasten van het hele plan draagt heeft het grote invloed verkregen, ook op de door waterschappen uitgevoerde dijkversterkingen. Bovendien waren deze werken vaak zo ingrijpend dat ook de provincie als toezicht houder een grote rol moest spelen. Dat was onvermijdelijk Inmiddels zijn nu zo'n twee generaties technici en bestuurders aan deze situatie gewend. Het zal dan ook wel even wennen zijn om terug te treden naar de situatie waarin provincie en Rijk toezicht respectievelijk oppertoezicht houden, en het waterschap weer de hoofdrol speelt De afsluitingen en versterkingen worden van groot nationaal belang geacht. Beide verbe teren de structuur van de beveiliging van ons land in hoge mate. Dit leidde ertoe dat het Rijk ongeveer 95% van de kosten droeg Ook dat went. Na de versterkingen zijn de beheerders, de waterschappen en hun ingelanden, geroepen om als eerste de kosten te dragen Het Rijk draagt daarin bij, maar wil de bestaande bijdrage in de kosten van beheer en onderhoud, destijds ingesteld om financiële problemen van waterschappen in afwachting van de concentraties op te lossen, halveren. Ook hier blijkt gewenning nodig Een groot plan met zo'n lange looptijd en uitgevoerd onder bijzondere bestuurlijke en financiële verhoudingen veroorzaakt dus een zekere gewenning en maakt dat terugkeer naar de normale verhoudingen niet vanzelf gaat. Kortom: een halve eeuw uitvoering: het lijkt een ramp op zich. En dan nog het volgende. Er is een storm vloedwaarschuwingsdienst ingesteld en rampenplannen zijn opgesteld. Weet de burger nu wat hem te doen staat als het water toch weer komt? Waarschijnlijk niet. Velen hebben het idee gekregen dat dijken niet meer kapot kunnen. En als dat toch gebeurt? Waarschijnlijk zullen velen dan willen vluchten, per auto natuurlijk. Gevolg: we stranden met zijn allen in een verkeers- knoop, en de rest valt te raden. Op zolder hulp afwachten lijkt effectiever. Dit facet: bewustwording en voorlichting, is door alle drukte rond de versterkingswerken nauwelijks aan bod gekomen. Opdracht voor de toekomst 'De ramp die ons land op 1 februari 1953 trof, ligt ons allen, u, en mij en het gehele land, zwaar op het hart. Zij stemt ons tot diepe droefheid. U zult het met mij eens zijn, dat wij, voorzover dit mogelijk is, moeten trachten een herhaling van een dergelijke ramp te voorkomen.' Zo begon Minister Algera op 21 februari 1953 zijn toespraak bij de instelling van de Deltacommissie. Met de voorzichtige woordkeus van de bestuurder bracht hij de conclusie van het volk onder woorden: 'zo'n ramp mag nooit weer gebeuren.' 687

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1988 | | pagina 21