op slijtage van het draagvlak is dan het kleinst. De overheid houdt intussen de vinger aan de pols. Dat zal in de praktijk neerkomen op een periodieke toetsing van de actuele onder- houdssituatie van de waterkering aan de norm, gebruikmakend van actuele gegevens omtrent waterstanden en andere grootheden, en op openbare verslaglegging daarvan. De norm is in feite de maatstaf waarmee de doelstelling, het behoud van de veiligheid, zal worden gemeten. De maatschappelijk geaccepteerde normen, gebaseerd op adviezen van de Deltacommissie, de Commissie Rivierdijken en de Technisch Adviescommissie Waterkeringen worden in de wet opgenomen. Voorlopig krijgen ze de vorm van een overschrijdingskans van de ontwerpwaterstand die, rekening houdend met bijvoorbeeld de golfaanval, moet kunnen worden gekeerd. Voor alle dijkringen wordt die kans vastge steld. Als de probabilistische methode geheel operationeel is geworden, zal de norm worden omgezet in een overstromingskans; de feitelijke overstromingskans blijft daarbij onveranderd. Deze stap is nodig, omdat kwantificering van de overstromingskansen nu nog niet mogelijk is. Iedere vijf jaar zal het Rijk de laatste gegevens over waterstanden, golven en windvelden publiceren. Dit zullen in het algemeen kansgrafieken zijn, zodat er met de dan geldende toetsingsmethoden mee gewerkt kan worden. In essentie wordt daarmee het beginsel van de tijdloosheid van de Deltacommissie overgenomen. De zeespiegelrijzing bedraagt bij het huidige tempo 1 cm per periode van 5 jaar; dat wordt misschien 2 a 4 cm per periode. Een beheerder die een onderhoudsbeurt voorbe reidt, bijvoorbeeld na 25 a 30 jaar, kan deze verschillen daarin in relatief kleine stappen verwerken. Hetzelfde wordt misschien nodig voor veranderingen in rivierafvoeren. Het kan zijn dat de zure regen tot een zodanige ontbossing leidt dat de topafvoeren groter en de hoogwaterstanden hoger worden. De technische leidraden die de technisch- wetenschappelijke ontwikkeling vertalen naar de praktijk van de beheerders, worden als daar aanleiding voor is gemoderniseerd. Het Rijk laat deze taak vrijwel zeker ook in de toekomst over aan de Technisch Adviescom missie Waterkeringen. De verdere ontwik keling naar de technisch-wetenschappelijke benadering van de sterktezijde van de water keringen kan hierin worden verwerkt. Uitein delijk gaat het om een volledige doorgroei naar de probabilistische benadering. Periodiek zal de sterkte van de waterkeringen door de beheerder aan de norm worden getoetst, met behulp van actuele gegevens over het water, en de meest recente leidraden. Er wordt een systeem opgezet van periodieke rapportage over de toetsing door de beheerder aan de toezichthouder: de provincie. De provincie brengt per dijkring verslag uit aan het Rijk, waar het oppertoe zicht berust. Toezicht en oppertoezicht worden slechts achteraf uitgeoefend. Dit accentueert het gewicht van de beheerder als eerstverantwoordelijke, en ondersteunt het uitgangspunt van beheer door belangheb benden. Alleen bij drastische wijzigingen van de waterkering is toezicht vooraf nodig. De rapportages en verslagen bieden de provincie en het Rijk de mogelijkheid om in het kader van toezicht en oppertoezicht aanwijzingen te geven en zonodig in te grijpen. Naar verwachting gaat daar een preventieve werking van uit. Als de omstan digheden gebruikmaking van deze bevoegd heden noodzakelijk maken, is steun door bestuurders op provinciaal en Rijksniveau onontbeerlijk. Opnieuw gaat het daarbij om een voldoende stevig draagvlak. De wet kan dat niet regelen, wel de instrumenten bieden. De instanties die met de waterkeringszorg belast zijn, kunnen het behoud van het draagvlak bevorderen door adequate voorlichting en door in de praktijk een betrouwbare en sobere naam hoog te houden. Dezelfde gedachtengang wordt gevolgd ten aanzien van het beheer van de Noordzeekust. De waterkeringen langs deze kust worden beheerd door waterschappen, maar het belang van de zorg voor de ligging van de kust reikt verder dan afzonderlijke dijkringen, en de erosieve bewegingen zijn van landelijke en Westeuropese schaal. De erosiebestrijding wordt van nationaal belang geacht en wordt dan ook gedragen door het Rijk. De gedachte van 'de vinger aan de pols' vindt uiting in de periodieke publikatie van een kaart waarop de ligging van de kust geactuali seerd wordt weergegeven. Het Rijk stelt die kaart samen en verricht daarvoor het nodige meetwerk. Zo worden tevens gegevens verkregen die prognoses mogelijk maken. Op die basis wordt per provincie in een wettelijk gefundeerd overlegorgaan bekeken of er knelpunten dreigen te ontstaan door de erosie. De provincie leidt dit orgaan vanuit zijn toezichthoudende rol ten aanzien van de waterstaatkundige zorg, en vanuit zijn coördi nerende taak met betrekking tot de ruimtelijke 689

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1988 | | pagina 23