Conditioneren. Lessen uit 20
eeuwen Waterbouwkunde en
Omgaan met Water
'God schiep de mens, maar de Nederlander
schiep zijn eigen land'. Met dit gevleugelde
woord wordt een belangrijke eigenschap
van ons volk gekarakteriseerd. In de Lage
Landen van de Rijn-, Maas- en Scheldedelta
is in 20 eeuwen een eigen wijze van
Omgaan met Water ontwikkeld. Een
randvoorwaardenscheppend gedrag is
uitgegroeid tot de Kunst van een Natie.
Dr. H. L. F. Saeijs
Rijkswaterstaat
3 laatste decennia vinden spectaculaire
ntwikkelingen plaats, die leiden tot een
euwe wijze van omgaan met watersys-
men, een vorm van geleide ecologie; een
oderne wijze van inrichting en beheer van
.iltuurlandschappen.
an de hand van voorbeelden wordt in dit
rtikel beschreven welke belangrijke lessen er
t 20 eeuwen conditioneren zijn te trekken,
vogelvlucht wordt geschetst welke ontwik-
elingen zich in het waterhuishoudkundig
enken en doen in Nederland voltrekken, en
ae uit dit alles lering wordt getrokken voor
3 toekomst. Ja, ook de Delta van Rijn, Maas
n Schelde moet blijven leven.
an keren tot beheren
e relatie tussen de mens en het water in
ederland is er altijd een geweest van geven
n nemen. Soms gaf de een en nam de ander,
n soms was het andersom. Zo kreeg
Jederland zijn huidige vorm, en zijn natte en
roge infrastructuur, met rivieren, meren,
analen, slootjes, windmolens, pompstations,
uizen, dijken en dammen; en met als kroon
p het werk de stormvloedkering in de
Oosterschelde.
estig percent van Nederland ligt beneden de
zeespiegel, en dankt zijn ontstaan en voortbe
staan aan de mens.
In het begin van onze jaartelling is de mens in
de Lage Landen voorzichtig begonnen met
kleine ontginningswerken in moerasgebieden,
zoals drainageslootjes en zomerdijkjes.
Vanaf de 11 e eeuw vond georganiseerde
dijkbouw plaats. In Holland werden gevaarlij
ke zee-armen afgesloten, zoals de Rotte en
de Amstel, waar respectievelijk Rotterdam
en Amsterdam hun naam aan danken. Ook
werden de Hollands-Utrechtse veengebieden
ontgonnen. In de 1 6e en 1 7e eeuw leidde dit
gedrag tot de grote drooglegging van de
meren in Holland, met complete landtrans-
formaties. Die droogleggingen waren
mogelijk geworden dank zij de uitvinding van
de windmolen-pomp en de investeringen
van de rijke Amsterdamse kooplieden.
Al deze relatief kleinschalige ingrepen veroor
zaakten op langere termijn toch grootschalige
effecten. Dit blijkt het duidelijkst uit een
vergelijking tussen het oorspronkelijke
landschap van Nederland en het huidige
(figuur 1). Van de oorspronkelijke milieutypen
zoals duinen, kwelders, zilte en zoete
moerassen, laag- en hoogvenen en rivier-
bossen zijn nog slechts resten over.
Lang niet altijd begrepen de droogmakers de
processen die door deze ingrepen in gang
werden gezet. Zo maalde Nederland zich
letterlijk omlaag. Door schade en schande
werd de mens wijzer. De successen waren
wisselend; het resultaat was echter achteraf
bezien mager. Tot 1900 werd 5500 km2 land
gewonnen. Tegelijkertijd ging echter weer
5000 km2 land verloren (Van Veen, 1950,
1953).
De 20ste eeuw wordt gekenmerkt door enkele
grootschalige ingrepen, zoals de regulering en
normalisering van de rivieren, de Zuiderzee
werken (De Jong en Roelofs, 1983) en de
Deltawerken (Saeijs, 1982). In de 20ste eeuw
werd ruim 4600 km2 nieuw land binnendijks
gebracht, dat wil zeggen: land en water. De
huidige verschijningsvorm van Nederland is
de resultante van 2000 jaar samengaan van
mens en natuur.
De lokale waterbouwkunde ontwikkelde zich,
695