houdt met de kosten en baten. Het ging niet
alleen om beschikbaarheid en bruikbaarheid
van water voor de mens, maar ook de natuur-
en landschapsbelangen speelden een rol. Er
vond integratie plaats van kwaliteit en
kwantiteit.
De toelichting bij de ontwerp-Wet op de
Waterhuishouding (1986) gaat weer een stap
verder, en geeft als hoofddoelstelling op: 'Bij
het waterhuishoudkundig beleid staan ontwik
keling, werking en bescherming van de water-
huishoudkundige systemen centraal, met dien
verstande, dat de gewenste ontwikkeling en
werking de hoofddoelstelling vormen, terwijl
de gewenste bescherming van de systemen
een daarmee onlosmakelijk verbonden middel
is.' Met het begrip ontwikkeling wordt
gedoeld op het tot ontplooiing brengen van
de waterhuishoudkundige systemen met het
oog op de toegedachte ecologische en
ebruiksfuncties. Het begrip werking slaat op
de processen die zich in het systeem af
spelen, en die van grote betekenis zijn voor
het realiseren van de beoogde doelstellingen.
Uitgaande van de in het wetsontwerp Water
huishouding neergelegde hoofdlijnen is nu
voorgesteld, in de in voorbereiding zijnde
derde Nota Waterhuishouding de volgende
hoofddoelstelling voor het integrale water
beleid op te nemen: 'De conditionering van de
watersystemen, dat wil zeggen deze zodanig
beheren en tot ontplooiing laten komen, dat
ze aansluiten bij de toegedachte ecologische
en gebruiksdoelstellingen (wensen van de
samenleving), uitgaande van de potenties van
de watersystemen en gebruik makend van
een adequate infrastructuur.'
Door deze benadering wordt het conditio
neren van het systeem als beleids- en
704
fig. 5. Verdeling van de
goeddeels geïmporteerde
zware-metalenlast over de
Nederlandse rivieren.
fig. 6. Sedimentatie en
ouderdom van sedimentlage i
in het Hollands Diep/Haring
vliet.
beheersdoelstelling met het oog op de
belangen centraal gesteld. Bij veranderings
processen betekent dit dat het modificatie- of
het transformatieproces bij inrichting en
beheer centraal wordt gesteld. Door het
opleggen van milieurandvoorwaarden en door
goede bestuurlijke begeleiding wordt aan dit
proces richting gegeven.
De belangrijkste les
Achteraf bezien lijkt het alsof in de 20ste
eeuw de technologie de mens boven het
hoofd is gegroeid. Alles wat technologisch
mogelijk was werd toegepast. Slechts de
technologische mogelijkheden leken de
grenzen van het gedrag te bepalen. Het
gevolg was verstoring, vervuiling, vernietiging,
vermesting en verzuring van de natuurlijke
hulpbronnen, ook van het leefmilieu van de
mens.
Teveel lag de nadruk op verbruik en
verspilling, te weinig op gebruik en benutting.
De mens gedroeg zich alsof hij buiten het
ecosysteem leefde en daar geen deel van
uitmaakte. Deze denkfout heeft dramatische
gevolgen gehad: een vrijwel levenloze Rijn,
vergiftigde waterbodems, zure regen en wat
al niet meer. Het aanpassen van de leefom
geving aan de behoeften van de mens is op
zich niet verkeerd. Fout is de antropocen
trische en opportunistische wijze waarop dat
gebeurt. Niet de verandering moet bestreden
worden. Verandering is immers de basis van
het leven. Het gaat erom deze verandering in
goede banen te leiden.
Dit geldt niet alleen voor Nederland. Vrijwel
alle rivieren op de wereld en de estuaria
waarin ze uitmonden, werden qecomparti-