mogelijke kopers moeilijk te bereiken waren. Tegenover de belangrijke voordelen staan ook enkele nadelen, voornamelijk voor de oester- en mosselteelt.' De vergroting van de veiligheid werd opgenomen als sluitpost van de primaire voor- en nadelen: f3,7 miljard naar het prijspeil van 1987 bij het Deltaplan, en f2,9 miljard bij gewone dijkverhoging. Het voordelig saldo van de bijkomende voor- en nadelen was bij het Deltaplan f 3,5 miljard, en bij dijkverhoging slechts f 200 miljoen. Hieruit blijkt duidelijk het economische belang van de bijkomstige werken bij uitvoering van het Deltaplan. Wat betreft de baten voor het verkeer over land hield Tinbergen niet alleen rekening met de voordelen voor het bestaande rijverkeer, maar ook met nieuw verkeer dat zou ontstaan door de betere verbindingen, en dat een nieuwe bijdrage zou leveren tot het nationale produkt. Zeeuws Tijdschrift, 1955, no. 3/4 ETI-directeur drs. M. C. Verburg, over de industriële ontwikkeling; 'Bij afsluiting van de zeegaten gaat Zeeland er in dit opzicht altijd op vooruit, hoewel niet moet worden verwacht dat het nu industriegebied bij uitstek zal wordenDe arbeidsmarkt zou te beperkt zijn voor grote industrieën. In de staalkaart van meningen van negen Neder landers over het Deltaplan in hetzelfde nummer van het Zeeuws Tijdschrift is die van de schrijver Anton van Duinkerken opvallend. Hij verwachtte van het Deltaplan op de lange duur een 'buiten-gewoon gunstig resultaat'. De president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen, ir. F. Q. den Hollander was van mening: 'Spoorwegen over de dammen? Neen!' Noch de investeringen, noch de exploitatiekosten zouden hiervoor gerecht vaardigd zijn. Over de recreatie merkte Tinbergen het volgende op: 'Als vakantieoord zullen de Zeeuwse kust zowel als het zoetwatermeer, dat de Zeeuwse stromen zullen vormen, zich aanmerkelijk kunnen ontwikkelen. Een nauwkeurig onderzoek naar de aantallen vakantiegangers, die de verschillende delen van ons land bezoeken, leidt tot de conclusie dat het percentage dat de Zeeuwse kust daarvan thans aantrekt, te weten 1,3%, zich waarschijnlijk zal verhogen tot 2 2,5%. Daarnaast wordt aangenomen dat het zoetwatermeer zeilers zal aantrekken, die de ontvangsten uit toerisme zullen doen stijgen. Een gedeelte van deze 'vreemdelingen industrie' zal echter komen in de plaats van recreatie elders in het land; daartoe moet een aftrek worden toegepast. Daar aan de andere kant de recreatiemogelijkheden in ons land van steeds slechter 'kwaliteit' worden door de bevolkingsdichtheid, behoeft deze aftrek slechts gering te zijn.' De bijkomende werken dragen dus volgens Tinbergen het karakter van produktieve inves teringen. Grote groepen van de bevolking in en rondom Zeeland zouden daarvan profi teren. 'Dit onderstreept de noodzaak om voor hen die van de werken nadeel ondervinden - met name de visserij, de mossel- en de oesterkwekerij - compensaties te scheppen, die met hun belangen terdege rekening houden': verplaatsing van bedrijven naar andere wateren, nieuwe vormen van activiteit die mogelijk werden, zoals verkeer en recreatie. Tinbergens conclusie op basis van zijn voorlopige becijferingen was 'dat er aan twee dingen geen twijfel kan zijn, nl. ten eerste, dat het Deltaplan beslag zal leggen op slechts een bescheiden deel van de Nederlandse produktieve krachten, en ten tweede, dat daarom de uitvoering van het Deltaplan wenselijk is. Bij onze cijfers is geen rekening gehouden met de geestelijke betekenis die de totstandbrenging van een groot project, dat van fantasie en durf getuigt, heeft. Tracht ik daarom persoonlijk de voorlopige balans te trekken, dan is er voor mij weinig twijfel of het Deltaplan moet met enthousiasme aangepakt worden.' In de bijdrage van professor Tinbergen aan het rapport van de Deltacommissie, dat in 1961 werd gepubliceerd (5), is de econo mische balans geactualiseerd en aangepast. De keuze tussen dijkverhoging en Deltaplan bleef, economisch bezien, duidelijk uitvallen in het voordeel van het Deltaplan, mede doordat het voordelig saldo tussen bijko mende voordelen en bijkomende werken bij uitvoering van het Deltaplan hoger uitviel dan bij dijkverhoging. Opheffing van de verdroging en van de verzilting waren ook in de nieuwe balans belangrijke bijkomende voordelen, evenals landaanwinning. 'De ontsluiting van het Deltagebied heeft', aldus Tinbergen, 'niet alleen regionale aspecten, ook de nationale spreiding van de industrie (en daarmee van de bevolking) zal door deze ontsluiting worden gediend. Wellicht zelfs worden hierdoor in de toekomst vestigingen mogelijk, die anders niet zouden hebben kunnen plaatsvinden. Maar ook zonder dat is het een landsbelang, dat de 720

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1988 | | pagina 54