I lijft zoals hij is'. n dan volgt een pleidooi om de waterstaat- i jndige werken dienstbaar te maken aan cndere doeleinden. Het Zuidwesten zou dan r et langer een verbrokkeld, geïsoleerd, e xcentrisch gelegen landbouwgebied zijn, aar 'een gewest, volledig ingeschakeld in de ïtwikkeling van de omringende delen van I ederland en België, temidden waarvan het centraal is komen te liggen'. e Zeeuwse Vaste Commissie - de voor- c anger van de Provinciale Planologische ommissie - was er echter nog niet helemaal c erust op dat dat pleidooi ook voldoende c ahoor zou vinden. Zij adviseerde het College v an Gedeputeerde Staten, er met nadruk bij ce verantwoordelijke bewindslieden op aan te ïngen dat de dammen zo zouden worden aprojecteerd dat zij op de beste wijze enstbaar konden worden gemaakt aan het egverkeer. Men verzocht tevens een dam 1 erseke-Gorishoek in het onderzoek te t etrekken. Hierdoor zou Tholen uit het i olement worden verlost en zou tevens I ndaanwinst kunnen worden gerealiseerd. L e discussie omtrent de mogelijkheden voor re inrichting en de gevolgen van de uitvoering van de Deltawerken voor Zuidwest-Nederland t 'andde daarna los. De ideeën waren in de e anvang nog wat fragmentarisch, maar gelei- c elijk aan kwam daarin ook structuur. I imiddels immers was de economische e ntwikkeling in Nederland in een stroomver- t aelling gekomen. Met name de zeehavenont- ikkeling in de Rotterdamse agglomeratie as spectaculair. De uitbreiding na de tweede v ereldoorlog met 4000 hectare was al even croot als de gezamenlijke oppervlakte van alle laven- en industrieterreinen aan de Nieuwe /aterweg vóór de oorlog. I aar toen, in 1958, werd geschat, zouden tot 980 opnieuw 4000 hectare nodig zijn; t aarvoor werd gedacht aan het Haringvliet, e at dan met een Zeekanaal toegankelijk zou noeten worden gemaakt (4). Provinciale taten van Zuid-Holland vreesden echter een 15 groot verlies aan goede land- en tuinbouw- c ronden, en wezen op de mogelijkheden van c s Westerschelde. ok op nationaal niveau werden de c ongestie-problemen in de Randstad, en met r ame in het Waterweggebied, onderstreept i). En om een te grote congestie in het /esten des lands te voorkomen, werd decen- t alisatie van bepaalde randstad-activiteiten raar andere delen van het land noodzakelijk geacht. t 3 Deltawerken boden in dit verband unieke l< insen. Het gebied kon goed worden ontsloten en er zou een overvloed ontstaan aan zoet water voor de industrie en de landbouw. De provinciale besturen van Noord-Brabant en Zeeland bepleitten bij de Minister van Verkeer en Waterstaat de ontwikkeling van de Kreekrakhaven in de omgeving van Bergen op Zoom, naast de havens in het Sloegebied en de Kanaalzone in Zeeuws-Vlaanderen. Intussen werd er naarstig verder gestudeerd. Waar water lag achter de afsluitende dammen, kon in principe land worden gemaakt. Zo zou de kom van de Oosterschelde kunnen worden ingericht tot grootschalig industrieterrein. De hals van Zuid-Beveland is smal, dus een toegangs kanaal voor zeeschepen naar de Wester schelde was realiseerbaar. En zo verschoof het Kreekrakplan, aanvankelijk naar Reimerswaal langs de Westerschelde, vervolgens naar de Oosterschelde. In samenhang hiermee dienden de verbin dingen te worden verbeterd. Men voorzag een doorgaande verbinding over de primaire dammen, en een centrale Deltaweg van Gent over Terneuzen, Goes en Zierikzee naar de Rotterdamse agglomeratie, geflankeerd door een spoorlijn. Dit impliceerde overigens wel een vaste oeververbinding over de Wester schelde. Het provinciaal bestuur van Zuid- Holland formuleerde het aldus: 'Gelukkig ligt deze zaak de vaste oeververbinding Wester schelde] evenwel niet enkel op regionaal niveau. Het gaat immers in wezen om de verkeersligging van Rotterdam, om de verbinding van Holland, Zeeland en Vlaan deren, om de recreatie langs de gehele Benelux-kust, om het einde van de versplin tering van Zeeland, om de kortste weg van de Randstad naar Londen en Parijs' (6). Voor wat de opvang van de groeiende bevolking betrof werden forse uitbreidingen voorzien in Hellevoetsluis, Zierikzee, Goes en Bergen op Zoom. Structuurplannen voor deze steden werden opgesteld. Het ging om immense aantallen en enorme oppervlakten. Nederland zou volgens de inzichten van toen in het jaar 2000 20 miljoen inwoners kunnen tellen. Voor de zogenaamde Gouden Delta ging men uit van een behoefte van 30 000 hectare zeehaven-industrieterrein, waarvan 20 000 hectare zou moeten worden gerealiseerd in de provincie Zeeland. En de Zeeuwse bevolking zou tegen het jaar 2000 kunnen zijn uitgegroeid tot 600 000 inwoners. Tegen deze achtergrond, en rekening houdend met een ander denken over welzijn dan thans, moeten deze ontwikkelingsge dachten worden gezien. In de euforie van die welvaartsontwikkeling, van de expansie van 737

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1988 | | pagina 67