Het Ringen van Vogels.
Een van de meest ingewikkelde en meest "bestudeerde onderwerpen van de
vogelwereld, is wel de trek. Doordat men voor een dergelijk nauwkeurig onderzoek
juiste en gedetailleerde gegevens nodig heeft, moeten de vogels gemerkt worden om
verwarring te voorkomen. De eerste die met pootringen begon te werken, was de Deen
se leraar Mortensen. Zijn voorbeeld werd spoedig gevolgd door vele landen.^ In ons
land werd dat ringonderzoek in 19^2 door het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie
te Leiden georganiseerd. Sinds enkele jaren is het het werk geworden van het Vo
geltrekstation te Arnhem.
Het ringen van vogels gebeurt op verschillende manieren, men van de meest
gebruikte is het ringen van nestjongen, die nog niet kunnen vliegen. In eendenkooien
worden tijdens de trektijd veel eenden gevangen. Een andere manier van vangen in de
trektijd is het vangen op vinkenbanen. In ons land z .jn nog enkele vinkenbanen te
vinden, die alleen gebruikt worden voor het trekonderzoek, Ook op Schouwen is er nog
een te vinden waar ze dit werk doen. Op de vinken—banen wordt meestal gebruik ge
maakt van slagnetten, waarmee troepjes, door lokvogels aangelokte, vogels worden
gevangen. Van de ruitijd van eenden en ganzen maakt men ook gebruik. ^Deze vogels
verliezen snel achter elkaar hun slagpennen waardoor ze een tijdje niet in staat
zijn te vliegen. Ganzen, die !s winters in troepen rondzwerven, worden ook wel met
netten gevangen. Wanneer een troep op een stuk land neerkomt om er voedsel be zoe
ken, kunnen ze gevangen worden met een net, dat, getrokken door een soort raketjes
die op het juiste moment afgeschoten worden, over de ganzen heen wordt geschoten.
Op deze manier worden op de wadden ook grote troepen steltlopers gevangen.
De ring die de vogel aan krijgt is van alluminium. Dit heeft het voordeel
dat de ring vrij licht is, waardoor de vogel er weinig of geen last van ondervindt.
De inscriptie in deze ringen blijven nog lang leesbaar. Cm dit nog te bevorderen
plaatst men de ring tegenwoordig wel boven het hielgewrichtwaardoor de ring nog
minder kan slijten. Dit laatste doet men vooral bij waadvogels, steltlopers en
meeuwen. De ringen zijn voorzien van een naam en een nummer. De naam is van het in
stituut dat die ring heeft verstrekt en het nummer is het individuele nummer van de
vogel, waarmee hij staat ingeschreven. Voor ons land staat op de ringens Vogeltrek-
stat ion. Arnhem. Holland Daaronder staat het nummer.
Het ringen gebeurt in ons land onder leiding van het Vogeltreksuation door een aan
tal vrijwillige medewerkers. Dat lang niet iedereen mag ringen, is er net gevolg van
dat het vangen en bij zich hebben van vogels strafbaar is volgens de Vogelwet. Voor
de ringers moet dus een ontheffing van dit verbod worden aangevraagd. Verder moeten
de ringers natuurlijk een voldoende kennis bezitten van de vogelsoorten. Dat ringen
gevaarlijk kan zijn, blijkt wel uit het ongeluk dat een Scandinavische ornitholoog
overkwam. Bij het beklimmen van een rotskust om hier vogels te ringen, kwam hij b^j
een val om het leven.
Dat voor liet ringonderzoek het terugmelden van groot belang is, is wel
duidelijk, Jammergenoeg wordt er maar een klein aantal ringen teruggestuurd. De
grootste oorzaak hiervan is wel dat er zo weinig teruggevonden worden. Vooral van
kleine zangvogeltjes wordt maar een heel klein percentage teruggevonden, soms minder
dan 1 procent. Van vogelsoorten als eenden en snippen, de jachtvogels, is dit per
centage natuurlijk veel groter. Doordat dus in totaal maar een klein gedeelte van
de ringen wordt teruggevonden, is het wel noodzakelijk dat het ringen op grote
schaal gebeurt. Ook in ons land worden er daarom een enorm aanbal vogelringen ge
bruikt. Ieder jaar worden er hier rond de 100000 vogels van een ring voorzien. Door
dit hoge aantal komen er toch waardevolle gegevens los. ban de meeste vogels weten
we nu o.a, waar ze hun winterperiode doorbrengen; in Engeland, aan de Middellandse
Zee of in Midden-en Zuid-Afrika. Ook weten we nu bijvoorbeeld dat de kievittendie
!s winters in ons land rondzwerven, vogels uit oostelijke landen zijn, zelfs uit
Rusland, Ook kan uit deze gegevens afgeleid worden, welke afstand door trekvogels
afgelegd kan worden. Gewoonlijk leggen ze gemiddeld ongeveer lOO tot 150 km, per
dag af. In spoedgevallen kunnen ze het tot een heel stuk verder brengen.
fj
»V