- 19 - Steenuilen onderzoek In het vroege voorjaar van 197h is de Biologiese werkgroep gestart met een onderzoek naar het wel en wee van de steenuuil in West Zeeuws Vlaanderen. Door middel van het produceren van het geluid van de steenuil via een casette recorder konden toen 27 broedgevallen van deze uil worden vast gesteld in '.Vest Zeeuws Vlaanderen, in 1975 waren er dat 28. Daarbij dient opgemerkt te worden, dat in het oostelijk gedeelte minder inten sief gezocht is. Dit voüd mede zijn oorzaak in het feit dat er in het westen van West Zeeuws Vlaanderen veel meer knot- bomen staan dan in het oostelijke gedeelte. De steenuil broedt hoofdzakelijk in knot wilgen of knot populieren. Bij onze informatie kwamen we slechts twee afwijkende broed plaatsen tegen. 1 exemplaar in een schoorsteen en Sëu waar neming van steenuilen, die in de duinen gehoord werden. Dat doet vermoeden, dat deze steenuilen in een konijnenhol gebroed hebben, wat wel vaker voorkomt. j -"iet blijkt dus, dat de steenuil een grote voorkeur heeft voor knot-bomen, wat aan de andere kant voor de hand ligt, omdat het aanbod hoog ligt. In sommige polders kan de broed- dichtheid erg hoog liggen. Zoals in de ^ardenburgse haven polder. Een lange smallepolder200 meter breed, aan beide kanten een dijk met knotboinen, middendoor loopt een kreekje met riet begroeiing, enkele weilanden langs de kreek en de rest akkerland. In de omgeving staan enkele boerderijen met een boomgaardje. Dit laatste oefent een grote aantrek kingskracht uit op de steenuil. broedgevallen deden zich hier voor in 1971» op een oppervlakte van ongeveer ^0 ha. 'f

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1975 | | pagina 20