- 11_- Hj tellingen,die dagelijks uitgevoerd werden de afgelopen winter .n en om de Bladelingse pilder,is komen vast te staan,dat de •ietganzen nooit langer dan 6 dagen op dezelfde akker blijven iourageren. )p karwij, lucerne en graszaad land kan men 's winters honderden Leeuweriken, graspiepers en goudplevieren waarnemen. >e eerste grondbewerking na het ploegen gebeurt meestal tijdens jen vorstperiode.Het land wordt gelijk gemaakt ter voorbereiding /an het zaaibed.De. bewerking kan geschieden in de maanden decem- jer januari of februeari. Tijdens die bewerking laat zich dikwijls een vogel zien, die we nu liet dir,ekt verwachten,zovel wat plaats berteft,als de tijd van iet jaar .De witte kwikstaart en de roodborsttapruit komen steevast wanneer de vorstperiode niet te lang duurt. i^an begin maart tot begin mei worden de meeste vruchten gezaaid. De bewerking die. daaraan voorafgaat brengt weer een chaos in de grond teweeg na een lange periode' van rust.De vroege voorjaars warmte lokt de insekten en wormen tot net onder de oppervlakte. Tapuit,witte en gele kwikstaart, zanglijster,merel,(de laatste twee alleen langs de randen van het perceel),kievit,goudplevier, zwarte kraai,kaa» houtduif,tortelduif en turkse tortelduif, patrijs en spreeuw worden dan op êën perceel waargenomen. Tijdens het groeiseizoen zoeken enkele soorten hun broed-territo- rium in het akkergebied. f Leeuwrik,graspieper en pairijs broeden in ajle gewassn,behalve aardappel.De vele grondbewerking juist in de broedperiode zal daar debet aan kunnen ssQfc» Grutto,kluut,scholekster,bontbekplevier en kievit broeden op percelen(in nabijheid van kreken)waar de vruchten.langzaam

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1975 | | pagina 12