schildkever die in de zachte modder aan de rand van de poeltjes leeft. In ons land zeldzaam, uit Zeeland van enkele plaatsen hekend. Limnoharis pilistriata Steph., een in ons land niet gewone snuitkever, die leeft op Scirpus, Carex en Juncus. Wantsen. Salda mülleri Grnel., een glanzend zwarte oe verwants, is uit Nederland uitsluitend van deze vindplaats hekend. Het dier leeft in inlaag 4 op enkele open plekken tussen het wilgenhos op de vochtige hodem. Zeer verborgen, graag onder ingedroogd "flap" van uitdrogende plas jes. Een Europese zeldzaamheid, die onher roepelijk zal verdwijnen als deze inlaag ont waterd wordt. Eieherocapsus flaveolus Reut., een klein licht geel wantsje dat in groot aantal gevonden werd aan de voet van allerlei korte vegetatie op de hogere, niet te vochtige plaatsen. Uit ons land alleen hekend van Texel, Hoek en Hoofdplaat Adelphocoris seticornis E.deze niet gewone hloemwants komt in groot aantal voor op de in het wilgenhos groeiende veldlathyrus Zoals ook hier weer het geval is "blijkt meestal "botanies interessante gebieden ook zoölogies belangrijk te zijn. Mogen er middelen en wegen gevonden worden om althans inlaag 4 voor ver woesting te behoeden. Als aan de dijkverzwaring de strook weiland tussen de zeedijk en het wil genhos opgeofferd zou moeten worden, zou dit m.i. niet zo bezwaarlijk zijn. Doch laat men in ieder geval het wilgenhos van inlaag 4 intact proheren te houden. Het is een terreintje van bescheiden omvang, dat niettemin in Zeeland onvervangbaar is. -14- Enige gegevens betreffende de vogelstand Vogelkundig is de ene inlaag veel interes santer dan de andere. Inlage 1 en 2 zijn weinig interessant. Als broedvogelplaats alleen betekenis voor - West Zeeuws-VIaanderen wat de zomertaling aangaat. In deze twee inlagen broeden elk jaar twee koppels van deze soort, dwz. 25% van het aantal broedgevallen dat van geheel West Zeeuws-Vlaanderen bekend is. Daarnaast broeden er enkele wilde eenden, patrijs, gras- pièper, veldleeuwerik, gele kwikstaart, witte kwikstaart, een enkele maal een ki- viet en tureluur, in 1958 en 1961 een scholekster. In de trektijd regelmatig waar te nemen: Kiviet, goudplevier, wulp, scholekster. Inlage 6 is als broedterrein van nog minder belang. Een enkele wilde eend, graspie— per, veldleeuwerik, patrijs, gele kwikstaart. Tijdens voor- en najaarstrek enkele wilde eenden, smienten, scholeksters, een troep je bergeenden, een enkel witgatje. Inlage 5 is van meer belang. Hierin be vindt zich een drassig gedeelte waar ver schillende vogelsoorten voedsel komen zoe ken. Ook het aantal broedvogels is hier echter klein. En wel de algemene soorten als Vïif? fend Q Paren), patrijs (2), kluut (1956:1 paar),(1958:1(1959:2),(1962:1 graspieper, veldleeuwerik, waterhoen (1956:1) 0858:1 (1961 :1 Kievit (hoogstens 3), tureluur (1). In verband met het voedsel zoeken van waadvogels van meer belang dan inlage 1,2 en 6 en wel voornamelijk wanneer bij hoog water in de Westerschelde zand- en slik- platen onder water komen te staan. Ture luurs en zwarte ruiters,wulpen,kemphaan tjes om maar enkelen te noemen zijn dan re gelmatig waar te nemen, evenals watersnip -15-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1976 | | pagina 9