WALVISACHTIGEN VAN DE WESTERS CHELDE Op 27 november 1976, op een uitstap met de bio logiestudenten van Gent, vonden we, een zestal golfbrekers west van Nieuwesluiseen bruinvis. Het dier was zeer vers. Op de linkerflank hing een ven- stervormige lap huid los. Hieraan was duidelijk de dikke speklaag te zien. Enkele voorlopers vertelden ons later dat er, toen zij het beest vonden, enkele tweevertikale kerven in de huid waren. Mogelijk was daar een scheepsschroef de oorzaak van, wat het dier fataal werd. Het betreffende exemplaar was van het vrouwelijke geslacht en mat, van snuit tot midden van de staart, 123 cm. De kop werd door één van de excursie gangers meegenomen. Enkele omstaande jon gens vertelden ons dat ze een week ervoor te Cadzand een levend gestrande bruinvis weer in 't water gezet hadden. Volgens hen was dit hetzelfde exemplaar. Dit is echter geenszins zeker. Wie weet hier meer over? Naar aanleiding hiervan leek het ons interessant de lezers van het Duumpje iets meer te vertellen over het voorkomen van walvisachtigen in het gebied van de WesterscheldeVan deze ten lande weinig bekende dieren behoren inderdaad een twintig tot de Nederlandse fauna. De term walvisachtigen dekt meer dan men in de omgangstaal onder walvissen verstaat, De bruinvis en de dolfijnen bv. zijn ook walvisachtigen. Samen met de vinpotigen (zeehonden e.d.) en de zeekoeien zijn het zeezoogdieren. Ze ademen door de longen. Daarom moeten ze regelmatig naar de oppervlakte komen. Dat het zeker geen vissen zijn is ook aan de uitwendige bouw te zien. Het staart vlak is nl. horizontaal, terwijl dit bij de vissen steeds vertikaal gericht is. Ook ontbreken de buik vinnen en de anaalvin steeds. De borstvinnen van de walvisachtigen zijn de omgevormde voorste extremi- -6- teiten, terwijl de acht-erste uitwendig volledig verdwenen zijn. De rugvin bevat geen been, maar be staat volledig uit steunweefsel De walvisachtigen worden in twee groepen ver deeld, de baard- en de tandwalvissen. De baard- walvissen hebben in de bek fijne evenwijdige platen die als een zeef fungeren, om het plankton uit het water te halen. Het hoofdvoedsel is krill, een kleine kreeftachtige. De gekende grote walvissen bijvoorbeeld zijn baar dwal vis sen. De tandwalvissen daarentegen hebben, zoals de naam het zegt, tanden in de bek. Hiertoe behoort het overgrote deel van de walvisachtigen, van de bruinvis tot de potvis. Het voedsel is zeer uiteenlopend. De meeste leven vooral van vis. De potvis echter leeft vooral van inktvissen, terwijl de or ca of zwaardwalvis zowel vis als dolfijnen, zeehonden en zeevogels eet. In groep vallen deze laatste zelfs de grote baardwal- vissen aan. In de hierna volgende lijst worden alle gevallen opgenoemd die ik heb kunnen terug vinden uit di verse bronnen. Zie daarvoor de literatuurlijst. Het besproken gebied omvat de Westerschelde, van de Belgiese grens tot Westkapelle enerzijds en het Zwin anderzijds. Eventueel wordt vermeld hoeveel maal de soort stroomopwaarts van de grens is gezien. Om daar te geraken moet het dier in kwestie namelijk over Nederlands grondgebied, of beter 'water'ge bied passeren. Dat kon vroeger echter ook via de OosterscheldePas in 1867 werd Zuid-Beveland, door een kunstmatige ingreep, met het vasteland verbonden. Indien mij bekend wordt bij elke soort het totaal aantal strandingen die staan geregi streerd voor Nederland gemeld. Van den Brink (1972) geeft goeie afbeeldingen van alle europese soorten. xx Snaveldolfijn Steno bredanensis Zou in 1825 of kort ervoor in de Noordzee nabij de Scheldemonding verzameld zijn. Dit geval is het -7-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1977 | | pagina 5