"BADGASTEN"
Al eerder verscheen een stukje van. mij in het
Duumpje, over een Roodborst die fourageerde op
de zeepokken op de palen bij Nieuwe Sluis.
In het verleden nam ik meerdere min of meer
merkwaardige "badgasten" waar: kievitten op de
slikken van de Zwarte Polder. De tapuit die
ik vorige maand tussen de troep aan de vloedlijn
zag jutten, zal wel een tamelijk normaal ver
schijnsel zijn: je vindt ze vaak aan de buiten
kant van het duin en de dijk. Ook veldleeuwerik
en spreeuw zijn aan het strand te vinden. Een
enkele keer zie ik een spreeuw fourageren tussen
de steenlopers op de pieren. Huismussen vind je
er ook vaak en graspiepers op de basaltglooiin
gen. Vorige winter vloog een buizerd spiedend
boven het strand van de Zwarte Polder.
Op 17 oktober 1977 kwam een witte kwikstaart
aanvliegen die op het basalt van een stuk pier
dat met vloed onder water staat, ging foura
geren.
Op 17 oktober 1977 zag ik een merel op de paal
van een pier zitten. Ik wachtte af wat hij verder
zou doen. Niet veel. Toen ik hem naderde (ik was
steenlopers aan het tellen) vloog hij naar beneden
Even later kwam hij weer omhoog en zette zich op
een paal ongeveer een meter van mij af. Daar bleef
hij een vijftal sekonden zitten. Toen vloog hij
verder duinwaarts. Hij bleef enige tijd op de grond
en dronk en/of kliederde uit het zeewater dat
tussen de basaltblokken was blijven staan. Daarna
vloog hij het duin over.
Op 17 oktober '77 nam ik een badende ringmus waar
De zee was uiterst kalm, er was nauwelijks golf-
-10-
slag. Op een basaltblok zat een ringmus. Het op
komende water spoelde om zijn pootjes en soms kwam
het iets hoger. Zo nu en dan, slechts enkele keren
maakte hij de bekende baadbewegingen. Het grootste'
deel van de tijd zat hij stil. Het leek erop dat hij
zich goed moest vastklemmen. De golfjes, hoe ge
ring ook, zullen toch wel een aanzienlijke kracht
op hem uitgeoefend hebben. Toen het water al enige
tijd keer op keer zijn buikk diep onderdompelde,
kwam er een golfje, dat boven zijn rug zou uitkomen.
Kennelijk kon de ringmus zich toen niet meer vast
houden. Hij werd meegesleurd en fladderde door het
water tot hij terecht kwam bij -een droog blok. Daar
ging hij opzitten.
Op 21 oktober '77 zat "een veel te gele zilver
plevier" op het strand. Het bleek een goudplevier
te zijn. Hij stond er trouwens ook niet als een
zilverplevier bij: veel meer opgericht en gestrek-
ter dan de zilverplevier die vaak voorovergebogen
met een oog gericht op het strand staat te kijken,
of gedrongen staat niks te doen. Deze goudplevier
was aan het voedsel zoeken: regelmatig pikte hij in
het natte zand.
Pieter-Paul van Laake.
-11-