AMOCO CADIZ, oftwel Olie op het vuur in een kurkdroge natuurII Bij de ramp met de olietanker Amoco Cadiz voor de Bretonse kust gaat er een gevoel door je heen, die zich maar nauwelijks beschrijven laat. Het is een mengeling van woede, onmacht, afschuw en teleurstel ling. Heeft het dan toch geen zin? Is de natuur bescherming evenals de hulp aan de stervende olie slachtoffers slechts een druppel op een gloeiende plaat? Wat heeft het voor nut als je hier je vrije tijd opoffert om een paar knotwilgen te onderhouden, terwijl er daar in één klap een hele ekologiese keten wordt vernietigd? Zoals G-uido Burgraef het onlangs in een kranten-intervieuw nog opmerkte: Als je één schakel vernietigt, breekt de gehele keten, in dix geval plankton - weekdieren, schaal dieren, vissen en vogels. Begrijpelijk is dan de reaktie van de grootste milieu organisatie ter plaatse, die opriep de met olie besmeurde vogels niet te helpen. Slechts 10% blijkt opgelapt te kunnen worden om dan weer een onzekere toekomst tegemoet te gaan. 90% van de moeite is dan voor niets geweest. Nog begrijpelijker echter is de reaktie van de duizenden vrijwilligers, die van heinde en verre naar fcet gebied trokken om er te redden wat er te redden valt. Het is hartverscheurend om de gevolgen te aanschou wen, zoals hex sterven van een zeeduiker, die de franse televisie in beeld bracht. Of zoals een oog getuige liex optekenen: Hoog in de lucht een Jan van G-ent, een prachtig licht verenkleed met zwarte punten aan de uiteinden van de vleugels, die een spanwijdte hebben van maar liefst 2% meter I Onder hem een dun olie-laagje op zee, maar zijn ogen priemen er doorheen op zoek naar vis. Van 50 meter hoogte dook hij vorstelijk naar beneden. Het laagje olie was er de oorzaak van dat hij even later hulpe loos fladderend weer boven kwam om nog even later -22- te sterven". De olie had z'n beschermende laag aan getast, die er voor zorgt dat hij ook onder water droog blijft. Nu was hij nat geworden en aan een long ontsteking gestorven. Maar het is niet alleen de kolonie Jan van G-enten, die gedoemd is te verdwijnen (mogelijk voor altijd, misschien wederom langzaam herstellend), dit lot is ook andere daar broedende vogelsoorten beschoren, zoals de drieteen meeuw, alk, zeekoet, en het won derlijke papegaaiduikertje. Zeevogels, die alleen aan land komen om te broeden en waarvoor de zee de enigste, in dit geval moordende voedselbron is. In dit geval krijgt Etienne gelijk, als hij in een artikel hiervoor stelt, dat het de ekonomiese struktuur is, die de marges bepaalt waarbinnen de milieu bescherming moet werken. En in onze huidige maatschappij betekent dat, dat de konkurentiestrijd en het winst-streven, de drijvende krachten van onze ekonomie, de oorzaken vormen voor de gevolgen waar tegen we als natuurbeschermers moeten vechten. In het geval van de olieramp wordt dat eens te meer duidelijk: het is goedkoper om olie te vervoeren in moeilijk bestuurbare en kwetsbare mammoet-1ankers het was te duur om een tweede besturing op het schip te laten installeren (die de ramp had kunnen voorkomen en pas in 1981 voor nieuw te bouwen sche pen verplicht wordt gesteld),het gaat sneller (maar is gevaarlijker) om even wat dichter langs de kust te varen, dit alles betekent een sterkere concu- rentie-positie en/dus méér winst, maar ook een waanzinnige milieu-ramp met 20000 doden! Thijs Kramer. -23-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1978 | | pagina 13