was er ook r_iet een parelduiker bij? G-isteren had ik immers ook al twee duikers zien vliegen, waar van de ene duidelijk groter was dan de andere 1 En het was me immers opgevallen dat de donkere schedel van een van de duikers zo mooi 'rond1 was? Het leek de tekening wel van het wijfje van het nonnetjeI Met de boeken erbij zou het best eens kunnen zijn, dat Niet zeureni Er valt niets te kontroleren. (Overigens komen aanzienlijke grootte verschillen voor bij roodkeelduikers) Misschien is het punt bij Nieuwe Sluis wel ekstra aandacht waard. Vorig jaar heeft een vriend van mij daar ook een roodkeelduiker gezien. En ik heb zelf een of wee jaar geleden daar een kuifduiker waar genomen. Het is een punt dat wel enige minder voorkomende kwaliteiten heeft. Behalve dat je vlak aan zee hoog kunt staan, is (vooral?) de vloedstroom daar nadrukkelijk aanwezig. Het water komt over de on diepte (tot -10 meter) voor de kust van West Zeeuws Vlaanderen en stort zich juist op die knik in de kustlijn in de diepte, die vlak voor de spuimond -30 meter bedraagt. Juist in en achter de woelige vloedstroom nam ik de futen en duikers waar. Omdat dat een gunstige voedselsituatie voor hun is? Pi et er-Paul van Laake Euten en duikers langs de kust (2) Voor de spuimond bij Nummer Een zwommen op 19 febru ari '78 meer dan 25 futen en 30 middelste zaagbek- ken. Het water ging af. Ook hier is een punt waar het water ten opzichte van zijn omgeving extreem diep is. Toen ik op 20 februari '78 bij Nieuwe Sluis zocht naar futen en duikers, vond ik slechts 1 fuut. Het was afgaand tij. Pieter-Paul van Laake -10- BADGASTEN" Op 21 januari 1978 nam ik 2 vinken waar, een mannetje en een vrouwtje, die op het zand bij het gors je van de Zwarte polder zaten. Ze vlogen weg en kwamen weer terug en vlogen weer weg. Waarom waren ze daar? Misschien omdat ze zich aangesloten hadden bij een groep veldleeuwerikken, die voortdurend in het win terseizoen fourageert óp het natte deel van de Zwarte polder. Ik opper deze mogelijkheid, omdat ik de vol gende dag tussen een groep leeuwerikken in de Ador- nispolder een vink cf waarnam. Net zoals in het geval van de Zwarte polder "hoorde" deze vink bij het groepje en gedroeg hij zich toch onafhankelijk. Hij bleef bij voorbeeld zitten, toen de groep opvloog en een paar meter verder neerstreek. Even later waren ze weer bij elkaar Toen ik gedurende mijn februaritelling langs de kust me tussen de palen van een pier door wurmde, vlogen verschrikt een aantal waterhoentjes op. Twee van hen zeewaarts. Ik zag ze even later zwemmen in het zilte nat. De anderen waren teruggevlogen naar de nu be vroren kreek achter de dijk, waar ze gewoonlijk zitten. Op 20 februari vloog in paniek een grote groep steltlopert jes op, toen laag boven de waterlijn een sperwerwijfje langs vloog. PPvL -11-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1978 | | pagina 7