no. 4 4&fy fn Duumpje, 'n Mêrelaor Als Je eens praat met Jonge mensen over vogels en Je gebruikt vogelnamen in bet dialect, dan kijken ze Je vreemd aan. Of beginnen te lachen. Ze kennen die namen dikwijls niet. Daarom in het volgende stukje iets over vogelnamen in het dialect. Nu moet er bij gezegd worden, dat de West Zeeuws Vlaming niet zo kieskeurig is wat de soort betreft. B.v. een stekveugel of stekker kan een torenvalk zijn of een sperwer of een slechtvalk, maar ook een koekoek. Volgens mevr. E.J. van den Broecke-de Man in "Dialect in West Zeeuws Vlaan deren" blz. 141 is een stekveugel een kieken- y dief. Ze heeft er de volgende uitdrukking bij genoteerd"Az de gerste stoad in d'ouwe, wor 'tie'n stekveugel agauwe". In dat zelfde boekje staat groenvink: een "gos- joenker, gospieper (groenling) broejt in de rêèkant'n (gos=gras)". Een groenling broedt niet in slootkanten, maar in bomen, struiken, in ieder geval boven de grondWaarschijnlijk is er hier van verwarring sprake, nl. met dr gras pieper. Dat een eend nog steeds boele genoemd wordt weet wel iedereen. Dat is dan ook elke eendensoort. Maar marolle voor meerkoet is al onbekender. In Hoofdplaat, Nummer Een, Breskens hoor ik een waterhoen modderoen noemen. Een ringmus heet böömmuSse. Een merel is mèrreloar en lijster is lister en natuurlijk een winterkoninkje een duumpje. Vroeger waren er hier ook heelvienken - geelgorzen, maar het kan ook gezegd worden voor groenling. De vlasviehken zijn putters. Allerlei soorten ganzen riet en kolganzen noemt men: frieshanzen. Een bosdüve en een patrisse zijn namen die nog steeds voor houtduif en patrijs gebruikt worden. Maar wat nou precies een poep- uul is of een katuul, weet ik niet. Een poep- uul is een steenuil zegt het woordenboek der -10- Zeeuwse dialecten. Weer anderen menen dat het een ransuil is. Een katuul is een steenuil zeggen sommigen. Maar wie zegt nog zwaol'm voor zwaluw. "D'r zit 'n zwaol'm op z'n rik": hij is erg lui. (blz. 142 van dialect in West Zeeuws Vlaanderen. En welke kwikstaart wordt er bedoeld met pèrewach tertje?? Waarschijnlijk de witte kwikstaart. Petrus van 't Westeinde Gebruikte literatuur: "Dialect in West Zeeuws Vlaanderen"- E.J. van den Broecke-de Man^(Uitg. Pieters Groede) "Woordenboek der Zeeuwse dialecten"- dr. H.C.M. Ghijsen (Uitg. van Goor Zonen, 1968) Misschien is het toch wel interessant van iedereen te horen hoe zij de vogels vroeger hebben leren noemen. Zo leerde Eric dat een Vlasvink een groenling was, komt dat door de verschillende eboortedorpen dat Petrus (Groede) en Eric IJzendijke) hier een andere naam opgeven? Bijdragen aan dit kleine onderzoekje zijn welkom op het redaktie adres. Het heftig woelen van het water Verbergt haar doodskleed niet Riolen gapen, zwarte'.gaten Braken kolkende plakaten Die zich meren in de resten van het riet De wind waait zwaar De golven blinken De golven..leven? Maar de vissen leven niet Ze zwemmen niet maar dreven Samen in het riet Ze stinken! -1 i

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1979 | | pagina 7