We ""hebben het nog niet gehad over de hospeeën (kweek), knobbeltjeshos (kropaar), lepeltjes (herderstasje), dauw- kooln (spiesmelde en stippelganzevoetkannebustels (kaardebolfraisn (aardbeien), kraoiedoorns (kattedoorns) sint jan (gewoon kruiskruid) en kalkbouten of sigaorn (grote lisdodde). Melkwiet (melkdistel) kent wel iedere West Zeeuws Vlaming. Maar wat zijn beschaomde meisjes? Volgens Govaert is dat bernagie. Hen boer kent wel boekwietwinde (zwaluwtong). Maar weet hij ook nog dat ouwe wuven of grauwe èrten kapucijners" zijn? J. de Zwart noemt ringelwikkeVitsen. En iedere West Zeeuws Vlaming zegt zouterik in plaats van zeekraal. Heeft U het nog over kanoffeitjes (anjers) en bakkruudjes (sleu telbloemen) Wat is maogere man? Is het herderstasje, zoals het woorden boek der Zeeuwse dialekten (uitg. Goor Zonen 1968) op blz. 563 vermeldt of is het knoopkruid zoals anderen beweren? Mevr. E.J.v.d.Broecke de Man heeft in "Dialect in West Zeeuws Vlaanderen ook een aantal onkruid namen genoteerd. O.a. wegaorsblad (weegbree), zoetenetel, bloei ende tiengel, tamme tieng'l: netels (zal wel dovenetels zijn,PvtW), beuterblom'n, Sintsekruut, pinksterkruut duvelsbiet: blauwe knoop, kousjes en schoetjes: monniks kap '(kwam die hier voor?PvtW), pèreblomme of ganzeblomme: margriet, koekoeksblommepinksterbloem, Sluuse vuulte, dauwkool'nakkerkool, Asgalledoodkruid Atropa Belladome (dit moet zijn Atropa Belladonna L.rWolfskerszeer gif tig. PvtW), oenderdèrm:hondsdraf, Jezusbloed, retse, Christusbloed, Christuskind:perzikkruid, Nachtlichtje: avondkoekoeksbloem, Elfranke: bitterzoet en pispotjes: akkerwinde. Er zijn nog meer van die streeknamen voor planten. Ze ver schillen soms van plaats tot plaats. De hier gebruikte namen komen hoofdzakelijk uit Groede, Cadzand en' Oostburg. Wil iedereen, die nog van die namen weet ze door geven aan onderstaand adres? Men wil die plantennamen namelijk opne men in de Encyclopedie van Zeeland. P. van 't Westeinde Voorstraat 60 U503 BK Groede Tel: 01171-16^2 GANZENVERSLAG 1978 - 1979 Eerst op 2 december werden de eerste groepen Rietganzen gezien in de Oude Breskenspolder op een perceel winter tarwe, welke zich nog slecht had ontwikkeld vanwege de droogte in de maanden september, oktober en november. Of de stand van de wintertarwe van invloed is geweest op de geringe aantallen ganzen in de december maand is ons niet bekend. In 'normale' jaren zitten er in de maand december reeds enige honderden Rietganzen op de akkerpercelen. De grote verandering kwam echter bij het invallen van de vorst op de laatste dag van het jaar. Twee weken later telden we reeds 3200 Rietganzen en meer dan 1000 Kolganzen. Vorst en sneeuw had de hele overwinterende ganzenpopulatie naar het zuiden gedreven en in heel het zuidwesten van Nederland zagen we aanzienlijke hoeveelheden ganzen. Door het ontbreken van een goed ontwikkelde wintertarwe (weinig groene massa) en door de harde bevroren en onder gesneeuwde grond, zodat de achtergebleven restanten van de hakvruchten ook onbereikbaar waren, werden die teldag vrij wel alle ganzen gezien op graszaadpercelen. Twee bijzondere soorten konden we die dag noteren nl. 1 Indische gans en 1 Sneeuwgans. Op 31 januari 1979 werd het maximale aantal brandganzen geteld (1000 ex) in de Grote Bladelingsepolder (Th. Kramer) dagen tevoren hadden we ook de maximale aantallen Rietganzen geteld (55^-7 sx)terwijl de aantallen Kolganzen reeds op 1*1 januari op hun toppunt waren (10.175 ex). Dit komt overeen met de data's van de maximale aantallen van vorige jaren. Een tweede top van Kol- en Rietganzen is in tegenstelling tot vorige jaren.uitgebleven. Deze piek wordt waarschijnlijk veroorzaakt door terugtrekkende ganzen vanuit Damme (België). Deze vogels blijven nog enige dagen in W.Z.V1. hangen, voor dat verder naar het noorden getrokken wordt Door de geringe ontwikkeling van de wintertarwe en het uit- -17- 7 /Z

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1979 | | pagina 10