JUFFROUW MERK, KOUSJES w SCHOETJES dooh. PeXsuu van'tWeAte^nde. Ja, wie gebruikt nog deze dialekt namen voor wilde selderij en veldlathyrus? Nou, ik had er nog nooit van gehoord. Mevrouw Casteleijn-Moggree (80 jaar) uit Groede (Nieuw- vlietse weg), wist nog een heleboel van die plantennamen in de streektaal. Haar man Jannis Casteleijn - de bekende dorpsomroeper - zei dat er op een stuk land zo geweldig veel rozewiet stond. Kahkerblommen zeggen ze ook wel. Beiden zijn namen voor de klaproos. En als je erg diep ploegde had je kans dat er het andere jaar veel zemp (herik) stond. Maar dat schorreblommen in het Nederlands lamsoor heten en lamsoore zulte of zee-aster (eetbaar) is, vond mevrouw Casteleijn toch maar vreemd. Beiden waren trouwens van mening dat er veel minder soorten planten in de duin streek staan dan vroeger. Er stonden op twee plaatsen heel wat orchideeën in de Groese duinen. En de blauwe zeedistel moet je nou gaan zoeken in de duinen van Cadzand. In Nieuwe Sluis vond ik er nog een. In de jaren rond 1919 verkocht Ko Cornelis, een eierkoop- ma.n met paard en kar, in Knokke blauwe stekels (blauwe zeedistels), die hij in Nieuwe Sluis in de duinen had adgesneden. De blaqwe stekels hingen dan in bosjes aan zijn kar (aldus mevrouw Casteleijn). Langs de weg van Roofack naar Sluis staan weer heel wat soorten planten. Dank zij het maaischema van de provincie. Zo vindt men er hele knoopjes (boerenwormkruid)kousjes en schoetjes (veldlathyrus), pastenaokels of toeters of pupekruud fluitekruidpienksterblommen (boterbloemen), af en toe een pèrestekel (speerdistel en weinig tiengels (brandnetels). De ribbeblaorn (weegbree) zie je in ver schillende soorten. Ook de ruige weegbree die lekker ruikt. In de slootjes en er dichtbij staan in het voor jaar de auzeblommen (pinksterbloemen)De onsdulle of komille (kamille) en de wilde wissen (veenwortel en per- zikkruid) ontbreken ook niet. Evenals de pèrezjikkers -14- of bèddezjikkers (paardebloemen). Dat laatste wordt ook wel molsla genoemd in Oostburg. Verder zie je er de zogenaamde akkeronkruiden als dubbeltjes of plaketten (witte krodde)wrattenkruid (kroontjeskruid) bostebeiers (zwarte nachtschade), eenderdèrm (ereprijs), kleefte (kleefkruid), mure of groezemoeze (vogelmuur), stekels (akkerdistel)dokken (klein hoefblad), en katte- stèrtn (heermoes). Maar muusoogjes of spelden en naolden (duivekervel) zag ik er nog niet. Wie bramen wil eten moet naar de duinen waar ze niet bespoten zijn. In Nieuwvliet-Bad is nog een were (karre- spoor met aan weerskanten een haag om het zand tegen te houden, aldus J. den Dekker), waar veel sukerbraomen (koe-braam) en schimmelkousen (dauw-braam) staan. Er staan ook wilde prumen (sleedoorns) en vlienderstruken (vlier). Janiêvers of jeniëvers en beiers (aalbessen en kruisbessen) vindt men wel verwilderd in de verdronken Zwarte polder.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1979 | | pagina 9