DE BIOLOGIE EN DE ECOLOGIE VAN DE AKKERDISTEL
1. Biologie
De akkerdistel, cirsium arvense, "behoort tot de
familie van de samengesteldbloemigen (composi-
tae)tot de geslachtengroep van de distels, en
tot het geslacht Vederdistel (Cirsium). Andere
vederdistels zijn bijvoorbeeld de wollige dis
tels, bekend van Zuid-Bevelandde kale jonker
en de speerdistel. Van een ander geslacht (Car-
duus) uit dezelfde groep kan genoemd worden de
knikkende distel.
Wanneer men akkerdistels bekijkt en vergelijkt
blijken vormverschillen in stekeligheid en be
haring. De meest voorkomende vorm is min of
meer behaard, heeft diep uitgesneden, gekroes
de bladeren en flinke stekels.
Opvallend verschillend in twee soorten zijn de
bloemhoofdjeser zijn wijduitstaande, stra
lende bloemhoofdjes - dat zijn de mannelijke
bloemen en er zijn veel kleinere toefjes - dat
zijn de vrouwelijke bloemen. De akkerdistel
is tweehuizig: er zijn mannelijke planten en
vrouwelijke. Kleine distelhaarden, die zich
gevormd hebben uit één zaadje of uit uitlopers
bestaan uit of mannelijke of vrouwelijke plan
ten. Grote distelhaarden zijn gemengd.
De vermeerdering en verspreiding kan vegetatief
geschieden door de worteluitlopers. Dit zijn
ondergrondse overwinteringsorganen met knop
pen waar nieuwe scheuten uit kunnen worden ge
vormd. Kleine stukjes uitloper (bijvoorbeeld
met ploegen klein gesneden) kunnen alweer nieu
we planten opleveren. De andere wijze van ver
meerdering is de geslachtelijke.
De akkerdistel bloeit vooral onder invloed van
een lange daglichtperiode. Al een week na het
opengaan van de bloemen is kiemkrachtig zaad
mogelijk. Insekten zorgen voor de bevruchting.
De zaadproductie neemt af door beschaduwing
(de overlevingsmogelijkheden voor distels in
jonge aanplanten bijvoorbeeld, nemen daarom
met het jaar af). Voorts wordt de zaadproduc-
-16-
tie (hoe ouder hoe minder) en door parasieten.
De bij deze wijze van vermeerdering horende ver
spreiding wordt grotendeels verzorgd door de wind,
die het zaad aan zijn grote pluis meevoert.
De akkerdistel komt voor op terreinen met een hoog
niveau van milieudynamiek, dat wil zeggen op ter
reinen die sterk aan verandering onderhevig zijn.
Deze veranderingen komen hier meestal tot stand
door menselijk ingrijpen. Wanneer mensen, om wat
voor reden dan ook, niet gediend zijn van de ak
kerdistel, dan hebben ze dat meestal aan zichzelf
te wijten. Voorbeelden van zulke terreinen zijn:
akkers, afgravingen, gronddepots, taluds, jonge
aanplantingen
In een "rustiger" grasland kan de rust door mens
of dier of weer verstoord worden en zo de akker
distel een kans geven: molshopen, maaischade,
droogte.
De akkerdistel blijkt bruikbaar als graadmeter
voor gewijzigde of zich wijzigende omstandigheden.
Begroeiing van akkerdistels zijn rijk aan soorten
en individuen: vooral lagere of ongewervelde die
ren, b.v. insekten die er zich voortplanten en er
overwinteren; dieren in allerlei ontwikkelings
stadia vinden er hun voedsel. Deze begroeiingen
zijn de beste plaatsen om insekten te vangen. Im
kers zijn zeer gesteld op de akkerdistel vanwege
zijn grote honingproductie