ZOALS HET VROEGER WAS, ZO ZAL HET NOOIT MEER ZIJN
1. a. Nederland kent geen natuurlijk landschap
meer. Het laatste stuk wilde natuur/Was een rest
oerbos op de Veluwe bij Beekbergen, dat rond
1870 gekapt werd. De vader van Erederik van
Eeden heeft er nog tegen geprotesteerd. Heel
Nederland is in een zekere, tot in een zeer
grote mate bepaald door menselijke ingrepen:
het nederlandse landschap is door mensen ge
maakt. Dat is voor het grootste gedeelte een
gevolg van werkzaamheden door of voor boeren
verricht. Beweiden, maaien, kappen, omdijken,
afplaggen behoren tot deze ingrepen. In de
loop der eeuwen is de natuur in Nederland dras
tisch van aanzien veranderd. Of dat vanuit
natuurhistorisch oogpunt betreurd moet worden
of juist niet, is de vraag. Was het beter ge
weest voor de natuur de nederlandse, de west-
europese, de mondiale), wanneer heel west-neder'
land er uit was blijven zien zoals nu het ge
bied van de Oostvaarder plassen (het nieuwe
natuurgebied in de Elevopolder) er uit ziet,
en heel oost-nederland bedekt was met heide
en bossen? Zeker is wel (biologen zeggen dat),
dat rond 1910 de natuurlijke rijkdom in ne
derland het grootst was.
Het oorspronkelijke landschap verdween, en
daarmee vele soorten planten en dieren. Maar
er ontstond een grotere natuurlijke rijkdom
in nederland. Hoe was dat mogelijk? Dat was
mogelijk dankzij twee ontwikkelingen: de na
tuur "paste zich aan" aan de mensen, en de
mensen pasten zich aan aan de natuur. Ik zal
dat uitleggen.
-20-
1. De natuur "paste zich aan". De verandering
van natuurlandschap in kuituur- en halfnatuur
lijk landschap vond heel geleidelijk plaats.
In de loop van vele eeuwen tot 1900 ging dat
stapje voor stapje. Bekijk bijvoorbeeld maar
eens historische kaarten van Zeeland: over
hoeveel eeuwen strekken de inpolderingen zich
niet uit! De natuur kreeg de tijd om in de nieu
we situatie tot rust te komen. En niet al
leen kreeg de natuur de tijd, zij kreeg ook de
ruimte. Veranderingen namelijk waren bijna al
tijd kleine. Wat zijn de meeste Zeeuwse polders
klein vergeleken bij bijvoorbeeld de Noordoost
polder. Als ander voorbeeld: de schorre die
veranderde omdat er schapen op werden geweid,
veranderde niet zo snel omdat die schapen er
niet het hele jaar waren en er niet alle plan
ten opaten. Planten en dieren moesten zich "aan
passen" aan de nieuwe toestand, maar ze konden
uitwijken naar andere, nabijgelegen, terreinen
en/of zo langzaam uitsterven dat dit verlies
zonder ernstige schokken kon worden opgevangen
door de rest van de natuur.
2. De mensen pasten zich aan aan de natuur. Ze
moesten wel, net als nu. Ze konden en kunnen nu
eenmaal niet alles wat ze willen. De mensen (de
boeren) hielden in hoge mate rekening met de
natuurlijke omstandigheden. Een polder kwam pas
tot stand wanneer de schorre hoog genoeg was.
Terreinen met een hoge grondwaterstand werden
als hooiland gebruikt, op kreekruggen, die hoger
en droger en zoeter zijn dan het omringende land,
kwamen de wegen, de dorpen en het bouwland. De
mogelijkheden die het landschap met zijn natuur
lijke omstandigheden gaf, werden benut. Maar
slechts beperkt benut; want de mensen zagen zich
beperkt door factoren als grondstoffen, tijd,
deskundigheid. Door dit menselijk gedrag, een
-21-