De aanvoer van zaden en sporen kan op vele
manieren geschieden. Het kan door de wind,
door water in grachten e.d., meevloeien met
regenwater, of door vogels. De door vogels
aangevoerde soorten zijn heel vaak hesdragende
struiken en boompjes, zoals cotoneaster, aal
bes, meidoorn en vlier.
De begroeiing van muurtjes is afhankelijk van
de dikte van de muur, de grootte van de voegen,
de hellingshoek, de ouderdom van de muur, de
hoeveelheid grond en afval die kan blijven han
gen, de bereikbaarheid voor zonlicht, het vocht-
houdend vermogen en de plaats waar de muur zich
bevindt. Al deze factoren hangen overigens met
elkaar samen.
Aan de hand van een grove indeling wil ik nu
een aantal voorbeelden behandelen.
Droge Muren.
Een steile, zonverlichte muur in droge omgeving
is zo'n ekstreem miljeu dat daar maar weinig
soorten het uithouden, en dan nog vooral in de
wat ruimere voegen waar de verdamping van vocht
wat minder snel gaat en zich enig afval kan op
hopen.G-rote brandnetel is een soort die je daar
wel vindt bovenop zo!n muur, of op horizontale
richels over zofn muur groeit vaak veel meer.
Ik wil twee voorbeelden noemen:
I. Houtfabriek Sluis.
Op de steile muren groeien droogteminnende soor
ten als zandmuur, kandelaartje en muurpeper,
en ruderale soorten (soorten van ruderale ter
reinen, d.w.z. voedselrijke en aan menselijke
verstoring blootstaande terreinen, puinhopen,
komposthopen, vuilnisbellen, industrieterrei
nen, als herderstasje, raket, echte ka-
m-^ e en ^)I,°sse melkdistel. Duidelijk blijkt
dus zowel het droge aspect als het voedsel
rijke aspect (kalk I). Naast deze soorten groe-
-26-
ien op de muren ook nog muurmos, gewone hoornbloem
en verschillende grassen.
2De Stenen Beer te Sluis.
Zowel in de voegen van de miuren als op de richels
en bovenop groeien planten, vooral de richels zijn
rijk begroeid. Ze zijn horizontaal, dus groeit het
makkelijker en blijft het organisch afval liggen,
ook water blijft langer achter. In totaal groeien
er zofn 45 soorten mossen, varens en zaadplanten
op het oude fort. Naast we-er een aantal "gewone"
soorten van voedselrijke en ruderale miljeus groe
ien er droogteminnende soorten als zandmuur, ge
wone zandkool, klein glaskruid en stijf hardgras.
De eerste twee zipn zoals hun naam al zegt soor
ten van zandgronden, de laatste twee zijn veel
beperkter in hun voorkomen en in Nederland vrij
zeldzaam.
Klein glaskruid komt in Nederland eigenlijk alleen
op oude muren voor. Op de Stenen Beer groeit de
soort heel massaal, vroeger groeide hij ook op de
kerk van St. Anna-ter-Muiden. Vorig jaar vonden
we ook een groepje tussen de stenen bij de uitwa
teringssluis van Cadzand-Bad. Stijf hardgras is
een soort die behalve op muurtjes ook groeit op
kalkrijke gronden in de duinen en in Zuid-Limburg.
Lichte, vochtige muren.
Muren die goed bereikbaar zijn voor !t zonlicht
drogen normaal snel uit, maar door de nabijheid
van water kan dit tegengegaan worden. Aan de plan
ten- groei is dit goed te merken.
Ik zal direct een aantal voorbeelden noemen.
3. De grachtmuren van Sluis.
Het naar ft noorden gerichtte deel wordt wel be
schaduwd, maar daar groeien niet meer soorten dan
op de naar ft oosten en westen gerichtte muren. Op
hetsteile deel van de grachtmuren groeien typische
muursoorten als muurmos, muurvaren, muurleeuwebekje,
liggende vetmuur en bergbasterdwederik, maar onder
aan troffen we ook oeverplanten als wolfspoot en
blaartrekkende boterbloem aan.
-27-