Mieren zijn zeer verlekkerd op deze honingdauw, een product van de spijsvertering. Vele blad luizen worden daarom door mieren verzorgt. De honingdauw blijft vaak op de bladeren liggen, in deze kleverige laag groeien zwarte schimmels, de roetdauw. Bij de bladluizen zijn de mannetjes gewoonlijk kleiner dan de wijfjes. fs Zomers bestaan de ge neraties slechts uit wijfjes, die levende jongen voortbrengen (vivipare voortplanting). De herfst- generatie bestaat uit mannetjes en wijfjes, de be vruchtte wijfjes leggen eieren. Deze eieren zijn bestand tegen vorst en andere weersomstandigheden in de lente komen er weer wijfjes uit. Dit zijn de stammoeders van de zomergeneratiesSoms over winteren de wijfjes van de herfstgeneratie en leg gen ze in het voorjaar eieren, dan worden de herfst-wijfjes tevens stammoeders De vivipare generaties zijn steeds opmerkelijk verschillend van zowel de geslachtelijke gene raties als de stamraeeders. Men spreekt van ge neratiewisseling. Yaak leven deze generaties ook op verschillende planten. De gallen die ik gevonden heb: 1. Sacciphantes abietis ((Ananasgal) op Picea abies (Fijnspar). De gal bevindt zich aan de basis van een mees tal jong takje en lijkt min of meer op een ana nas en is 15-20 mm lang. De top van het takje boven de gal is normaal ontwikkeld en draagt dan ook normale naalden. In de herfst zetten de bevruchtte wijfjes, de stammoeders, zich onder aan de knoppen en zuigen zich vast. Met haar lange snuit dringt de luis tot de bases van de jonge naalden in het weefsel van de tak, die -16 onder invloed van de galprikkel begint te veran deren. De as wordt dikker en gedrongener en de basis van de naalden worden schildvormig ver breed. Tussen de verbredingen blijven holten over, de latere galkamers, die door spleten met de buitenwereld in verbinding staan. De randen van de spleten zijn iets behaard en rood, bruin of geelbruin gekleurd. In het voorjaar sterft de stammoeder, nadat zij een groot aantal eieren heeft gelegd. Deze komen spoedig uit en de jon ge luizen gaan door de spleten in de galkamers. Onder invloed van de bewoners, die zich in de wand van de galkamers vastzuigen, ontwikkelt de De basis van de schild- vormige verbredingen wor den groter en daardoor sluiten de spleten zich, zodat de bewoners geheel van de buitenwereld zijn afgesloten. Ongeveer half augustus beginnen de gal len in te drogen en ope nen de spleten zich, zo dat de luizen naar bui ten kunnen gaan. Zij ver huizen naar de normale naalden van de spar en spoedig ontstaat een gevleugelde generatie. Een gedeelte van deze dieren blijft op de spar, een ander gedeelte emigreert naar de larix. Op deze boom leven de luizen vrij. Zij vermeerderen zich en keren na enige tijd weer naar de spar terug. Is er geen larix aanwezig, dan kan deze soort bladluis de gehele ontwikkeling op de spar door maken (in tegenstelling tot de verwante Adelges Laricis, die ook algemeen is en eveneens ananas achtige gallen veroorzaakt, die niet zonder La rix kan). In het najaar ontstaan mannetjes en wijfjes. De laatste worden na bevrucht te zijn tot de stammoeders. Algemeen. Jaegersbosje, Braakmanbossen. -17- gal zich verder. -- Sclcapkanies^- 01 (pifetis

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1980 | | pagina 10