van november in het tweede jaar tot in maart van het derde jaar, en kruipen langs de stam omhoog tot ze een knop gevonden hebben. Met de legboor maken ze een holte vlak onder het groeipunt en leggen daarin een aantal eieren. De wespen zijn hiermee uren bezig en storen zich niet aan koude of regen. Docters van leeu wen vond soms exemplaren die gedurende de nacht in een ijsdruppel waren ingesloten; de volgende dag gingen ze na ontdooid te zijn weer verder. Begin mei, zodra de knoppen zwellen, vertoont zich de jonge aardappelgal. Deze groeit snel verder en is in juni volwassen. De aardappel- gal is ovaal en 10-30 mm. in doorsnede, en voelt sponzig aan. Zij is eerst roodachtig en wordt later bruin. Binnenin, rondom de aanhechtingsplaats zitten, met elkaar vergroei de, harde kamertjes, elk met een witte gal- wesplarve. In de zomer komen uit deze gal een groot aantal mannelijke en vrouwelijke, gevleu gelde wespen. Na de bevruchting kruipen de wijfjes in de grond en leggen hun eieren. Van de gal rotten na 't uitkomen van de wespen de zachte delen weg, de kamertjes blijven nog lang aan de tak zitten. De aardappelgal is al gemeen, de wortelgal wordt door haar verborgen groeiwijze zelden gevonden. IJzendijke. 3. Neuroterus numismalis op Quercus robur Zomereik) De agame generatie leeft in de Satijnen knoopjes gal. Deze gal zit aan een zijde op de blad schijf en is schijfvormig. Hij is 2-3 mm. in doorsnede, in het Mdden ingezonken. De gehele oppervlakte is dicht met dunne, glanzend goud bruine, radiair vanuit het middelpunt gerang schikte haren bedekt. De gallen verschijnen in het najaar en de galwespen komen in maart-april van het tweede jaar, uit. De bigame generatie (f. vesicator) leeft in het Puistgalletje. Deze gal is een aan weerszijden van de bladschijf ontwikkelde verdikking, 2-3 mm in doorsnede en nog geen mm. dik. Aan de -26- bovenzijde is een fijne, radiaire streping zicht baar en een klein knobbeltje in het midden.- De gallen zijn in mei-juni van het eerste jaar vol groeid en de wespen verschijnen in juni van !t zelfde jaar. Beide gallen zijn algemeen, de laatste moeilijk te vinden. De satijnen knoopjesgal groeit in de bosjes bij St. Kruis. 4. Diplolepis rosae (Mosgal) op Rosa canina (Hondsroos) Bolvormige gal geheel bedekt met lange, vertakte haarachtige aanhangselen, die groen of rood ge kleurd zijn en aan het geheel de indruk geven van een mosbal. De gallen kunnen van enkele mm.'s tot 50 mm. groot zijn. Binnenin bevinden zich kleine, met elkaar vergroeide kamertjes met een harde wand. Deze gallen kunnen zich uit vele or ganen van de roos ontwikkelen, meestal groeien zij uit de pas uitgelopen bladeren en bevinden zich dan aan het einde van de takken. Dit worden de grootste exemplaren. Maar ze kunnen ook op de blaadjes zelf uitgroeien, ook op kelk- en bloem kroonbladeren, ja zelfs op een meeldraad ont staan. Dergelijke gallen zijn zeer klein en mees tal eenkamerig. De galwespen verschijnen in mei- juni van het tweede jaar, waarbij het aantal man netjes tot het aantal wijfjes staat als 1 tot 90 I Algemeen. Algemeen. Tenthredinidae (Bladwespen). 1. Pontania proxima op Salix alba (Schietwilg) Ovale of boonvormige, eenkamerige bladgallen, tot 8 mm. lang en 4 mm. breed, met een dikke, min of meer vlezige wand. Ze zitten aan weerszijden van de hoofdnerf, en puilen naar beide kanten van het blad uit, het sterkst aan de onderkant. De oppervlakte is kaal, glad of gepukkeld, groen en vaak rood aangelopen. Algemeen. Algemeen. Naast alle tot nu toe genoemde gallen zijn er nog 4 soorten die ik (nog) niet op naam heb kunnen brengen. Als ik hier achter bij en/of als ik nieu we soorten vindt dan zal ik deze met een beschrij ving alsnog in het !t Duumpje laten plaatsen. -27-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1980 | | pagina 15