in actie voor de sterns op de hoge pi aten Vrijwel alle gevens van dit artikel komen uit het G-allenboek. Dit is een uitgave van de KNNV uit 1957 (plus supplement uit 1959), ge schreven door W.H. Docters van Leeuwen. Dit hoek is al lang uitverkocht en al sterk verou derd. Op 't moment werkt een tiental deskun digen aan een nieuw G-allenboek, wat als alles goed gaat eind 1981 uitkomt. Dit boek zal veel nieuwe soorten bevatten, meer bijdetijdse bio logische gegevens en vaak een nieuwe indeling van de geslachten galvormers. De tekeningen bij dit artikel komen vnl. uit het Gallenboek en uit de "Tabel tot de orden en families van Nederlandse insekten" (W.M. G.Z. van de KNNV), enkele tekeningen zijn van mezelf. Alex de Meyer Turkeyeweg 8 4515 RL IJZENDIJKE tel. 01176-1495. -32- Eind maart bezochten we voor de eerste keer dit jaar de Hooge Platen met als doel de sternbroed plaats. Ten behoeve van de broedende sterns was in het voorjaar van 1979 een zandzakkenring aan gelegd, in de vorm van een ovaal, die de eieren en jongen in dat jaar voldoende bescherming bood tegen de springvloeden (zie het Duumpje 1979-3). Deze zandzakkenring, die in oktober nog zorgvul dig met speciale matten was afgedekt, had de stormachtige wintermaanden redelijk doorstaan. Van de totale omtrek van 250 meter was ongeveer 100 meter aan één kant losgeslagen. Het in 1979 aangeplante Biestarwegras had de win ter overleefd en vertoonde reeds groene uitlopers. Twee weken later, het paasweekend, werden de her stelwerkzaamheden gestart. De eerste dag kwamen twintig vrijwilligers opdagen om de zandzakkenring te herstellen. Hiervoor moesten 500 zakken met zand worden gevuld (gewicht 50 kg) en naar de ring worden gesleept. Van de ring zelf werden de afdekmatten losgemaakt, de zandzakken op hun plaats gelegd en vervolgens de afdekmatten weer opnieuw vastgezet. Dit gebeurde als volgt. Evenwijdig aan het zandzakkendijkje werd aan beide zijde op een meter afstand een geul van ca 40 cm diepte gegra ven. In de randen van de afdekmatten (breedte 3 meter) werd om de meter een gat gemaakt waar een paaltje (50x5x5 cm) doorheen gestoken werd en deze werd vervolgens in de geul ongeveer 30 cm diep geslagen. Over de koppen van d e paaltjes werd daarna een gegalvaniseerde ijzerdraad gespannen, zodat de matten niet los van de paaltjes konden spoelen. Tenslotte werd de geul, met paaltjes en draad erin, met zand afgedekt. De verankering kwam dus ongeveer 20 cm onder het maaiveld te liggen. -33- A-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1980 | | pagina 18