Ouden tot kind: "Aan onthna.pt gaA mag je niet nuiken Atnaling kun je hetaaA niet zien; zomaan in zee mag je nooit duiken, daaA dnijven vihAen bovendien. In een zoutmijn zou ik niet daten, en veAmijd ook bengen vuit; ga zeltfA nooit een zak zout haten, ak-tiei) vat je in je kuit. Echt op de weg mag je niet topen, waag het ook niet met Atep oj$ j,ietA} zijn ze dan ook nog Atnaat bezopen, dan ben je op zo'n nijwiel nietA. Eten ih niet zo veutandig zotang je het zetfi niet hebt veAbouwd; ze handeten handig duA lohbandig vooa je het weet wond je benauwd. Het dninkwateA kteuAt wet knaakhetden, en het ih handig met zoh knaan; ga toch maan lieven naan de keiden, daan hebben we wat knatten Ataan. Ook daan zat wet ween wat in zitten waan je een kankenbuit van kweekt, maan ath je at te diep gaat A pitten, behtaat de kanh dat het lijntje bneeki. Ga niet naaht een centnate wonen, en ven van het fiabniekAtennein; behoon je bij de hoge lonen, dan zat dat wet in onde zijn. Wat zat ik oven bommen zeggen, Vat vat je in twee zinnen niet hun wenking valt niet uit .te leggen; tijken voeten geen vendniet. -8-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1981 | | pagina 10