De vleugels worden bewogen van boven achter naar voor onder. Bij het terugslaan naar boven kan de lucht niet door de slagpennen zoals bij vogels, vandaar dat de vlieghuid samen- plooit en dan naar boven gebracht wordt. Vleermuizen zijn nacht vliegers. Om zich te orienteren en voedsel te zoeken maken ze grbuik van wat in ons gebruik echo lokatie heet. Dat wil zeggen, dat ze zelf een heel hoog geluid signaal produeen, niet hoorbaar voor het menselijk oor, wat hen bij terugkaatsing informatie biedt over de omgeving. De geluidstrillingen (van ^40.000 tot 180.000 Hz, trillingen per seconde, de mens hoort tot 20.000 Hz) ontstaan in het strottehoofd en de keelholte en worden via de mond uitgestoten. Vleermuizen vliegen dan ook met de mond open. Behalve de hoefijzerneus soorten (vleermuizen met een vreemdsoortige snuit, die op een hoefijzer lijkt)Deze zenden de trillingen uit via dit vreemd gevormde neus aanhangsel, wat werkt als een dubbele geluidstrechter, wat twee geluidsbundels oplevert en de informatie waarde van de trillingen vergroot voor de vleermuis. Normaal stoot de vleermuis 10 maal per seconde trillingen uit, maar bij het orienteren op een prooi kan dat oplopen tot zo'n 200. Dat wil niet zeggen, dat alles wat rond vliegt een gemakkelijke prooi is voor de vlèermuis. Nachtvlinders bijvoorbeeld zijn vaak sterk behaard, wat de terugkaatsing van het geluid onduidelijk maakt. Ook schijnen bepaalde insekten die hoge geluiden te kunnen opvangen en zodoende de vleermuis kunnen proberen te ontwijken. Er zijn er zelfs die in staat zijn geluiden te maken binnen het frekwefttle bereik van de vleermuis en zodoende als stoorzender fungeren. Naast deze voor ons te hoge geluiden maken vleermuizen ook hoorbare geluiden, piepende of sjirpende, bv. als ze verstoord worden en ook wel in de vlucht. Dat ze per dag hun lichaamsgewicht aan voedsel opnemen is niet zo verwonderlijk. Het warmte verlies is groot bij zoJ-n lichaams oppervlak en ook is het vliegen en jagen een bijzonder aktieve bezigheid. Vleermuizen verblijven overdags in een min of meer vaste verblijfplaats. Dat kan val alles zijn: een holle boom, - zolder, kelder, spouwmuur of spleet onder de nok of de dakpannen. Meestal met velen bij elkaar verblijven ze daar. Voor het einde van de zomer, als het voedsel aanbod afneemt, gaan de vleermuizen hun winter kwartier opzoeken. Soms is dat vlakbij in een meer verborgen, beschut hoekje. Andere soorten trekken verder weg naar geschikte overwinterings plaatsen, alwaar de overwinteringsslaap aangevangen wordt. -14- Rosse vleermuizen overwinteren in bomen, dwerg vleermuizen v^ak in gebouwen (spouwmuren)Maar de beste overlevings kans bieden de ruimtes die een temperatuur boven 0 graden garanderen, zoals grotten en mergelgroeven, zoals we ze in Zuid Limburg vinden. Het aantrekkelijke daarvan is niet alleen de vrij konstante en betrekkelijk lage temperatuur, maar eerder de vochtigheid, die de vleermuizen beschermt tegen uitdrogen. De reden voor de winterslaap is, dat er in het winter half jaar geen voedsel te vinden is voor de vleermuis. Ze zullen de winter door moeten komen terend op het reserve vet. Bij een lichaams temperatuur van 37 graden zou dat in enkele dagen op zijn, vandaar dat vleermuizen in winterslaap tijdelijk koud bloedig worden, ze nemen de omgevings temperatuur aan. De hartslag daalt van 600 per minuut naar 1 a 2 per seconde. De ademhaling is minimaal, het dier is bewegingsloos. Het duurt dan ook 20 minuten voordat het dier als het verstoord wordt kan weg vliegen. Niet alle reflex handelingen zijn afwezig in deze periode. Als een vleermuis van zijn hang positie gestoten wordt, spreiden de vleugels in een reflex uit, zodat het dier niet valt, maar naar beneden zeilt. De winterslaap wordt regelmatig onderbroken,bv. om in de grot een wat gunstiger positie in te nemen, soms verhuizen ze zelfs naar een andere plaats. Ook vindt in deze korte ak tieve periode de paring plaats. De bevruchting van het ei vindt echter pas in het voorjaar plaats na de ovulatie. In onze streek komen 3, mogelijk 5 vleermuizen soorten voor. De dwergvleermuis is daarvan de meest algemene, die ook vaak in de buurt van bebouwing voorkomt. Zo af en toe verschijnt hij ook overdag en tijdens een warme periode in de winter Zo zag Rob van Westrienen op 24 november 3 vleermuizen in Aardenburg. De kraamkolonies kunnen tot rond de 100 exemplaren bevatten. Ze zijn erg honkvast, zoals bij de familie van der Stoep aan de Molendijk in Zuidzande waar al jaren een kraam kolonie onder de pannen huist, en waar we in juni 81 exemplaren telden bij het uitvliegen rond zonsondergang. De laatvlieger is groter en forser, met kleine oortjes. Deze vliegt vrij vroeg uit, bij zonsondergang. Als je hem samen ziet vliegen met de dwergvleermuis, zoals bv. boven de waterput in het Vlaamse Duin te Groede gebeurt, valt ook op, dat hij aanzienlijk hoger vliegt, met zo af en toe uitvallen naar beneden. Ook zijn zo af en toe het klappen van de vleugels te horen en ook produceren ze onder het vliegen hoorbare geluiden. -15-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1981 | | pagina 9